92 zonden brief (Archief van Prelaat en Edelen, blz. 202 nr. 96) werd door deze ontvangen 6 Januari 1568 volgens den stijl van Brussel, waar Roels toen vertoefde, dat is dus 6 Januari 1569. Volgens de datee ring van den bisschop was de brief 29 December 1569 door hem ver zonden blijkbaar volgt hij hier dus den Kerststijl. En in eene akte, waarbij de bisschop abdijland in erfpacht geeft, gedateerd 28 December 1571, (B ij d r a g e n bisdom Haarlem XII blz. 95 en 96) wordt gezegd, dat de erfpacht zal ingaan „Bamisse naestcomende XVcLXXI". Ook hier dus is het gebruik van den Kerststijl niet twijfelachtig. Maar dat was eene nieuwigheid, door den bisschop ingevoerd. Zoolang de abdij een zelf standig lichaam was, gebruikte zij den Jaarsdagstijl. R. FRUIN. Over de jaarstijlen door Floris V en zijne voogden gebruikt. 1256—1296. Terecht zegt Mr. S. Muller Fz. in zijne studie „De jaarstijlen, in het Sticht Utrecht gebruikt vóór het synodaal-besluit van 1310" „de Hol- landsche chronologen hadden [tot nu toe] een gemakkelijk leven", er aan toevoegend dat zij „op de meest onverwachte wijze zijn wakker geschud uit hunne rustige rust". Dit plotselinge ontwaken is een verblijdend feit te noemen, vooral te danken aan nu wijlen den heer J. de Fremery en de heeren Mr. S. Muller Fz. en Mr. R. Fruin het is nu eens en voorgoed uit met het hopelooze geknoei van voorheen en elkeen, die zich met onze middeleeuwen bezig houdt, is nu verplicht zich er rekenschap van te geven, dat öok ten onzent chronologische vraagstukken bestaan. Daar schrijver zich sedert geruimen tijd met een monographic aan graaf Floris V gewijd bezig houdt, was hij ook in de gelegenheid de door dien graaf gebruikte stijlen te bestudeeren, en nu het onderwerp weer, o. a. door voornoemd artikel van den Utrechtschen archivaris, van actueel belang is geworden, meende hij de resultaten van zijn onderzoek niet langer achter te moeten houden. Evenals in die mijner hooggeschatte voorgangers komen in deze studie Versl. en Med. Kon. Ac. Wet. afd. Lett. 4= reeks .VII. p. 309 en vlg. Ik citeer dit artikel in het vervolg als: Muller, Ac. 93 alleen Jaarsdag- en Paaschstijl in aanmerking; Kerst- en Boodschapstijl al mogen zij bij hooge uitzonderingen eens gebruikt zijn waren in Holland, Zeeland en Utrecht niet inheemsch Hoewel de Rijks-archivaris in Zeeland in zijne bespreking van Mr. Muller's studie 2) vraagt, of het wel juist is het chronologische onder zoekingsmateriaal in te deelen naar de verschillende regeeringen, omdat de klerken zelf in deze den toon zullen hebben aangegeven, meen ik, dat dit bij ons onderwerp niet anders mogelijk is. Ten eerste omvat de regeering van Floris V een periode van veertig jaren, een tijdperk door geen bisschoppelijke regeering bereikt, ten andere zou het zeker ook hier wen- schelijker zijn de stukken volgens hunnen schrijver (klerk) in te deelen en te onderzoeken, doch is dit voorshands nog niet mogelijk. Misschien zal ik na verloop van tijd in de gelegenheid zijn alle origineele van graaf Floris' kanselarij uitgegane stukken volgens de handschriften te classificeeren en aldus aan Mr. Fruin's in theorie zeer juisten wensch tegemoet te komen 3). Voorloopig moeten wij echter de oude methode nog blijven volgen. Na deze korte inleiding ga ik over tot mijn onderzoek, waaraan ik eenige algemeene beschouwingen en conclusies zal toevoegen. Floris de Voogd. In de opstellen door wijlen J. de Fremery en Mr. R. Fruin over verschillende stijlen 4) werd ook gehandeld over die van Floris den Voogd en Floris V. In zijn eerste opstel zegt De Fremery 5) dat de Voogd den Paaschstijl volgde, althans voor enkele stukken (volgens de dateeringen van Oork. II, no. 1 en 22, en Nalezing, no 29). Fruin 6) sloot zich hierbij aanDe Fremery zeide verder 7) „aangaande Floris den Voogd hel ik over tot de meening, dat hij de dateeringswijze zijner voorvaders en van zijn broeder (sc. den Jaarsdagstijl) niet zal verzaakt hebben, en dat de beide eerste door hem gegeven brieven, die ontegenzeggelijk volgens den Zie o. a. Muller, Ac. p. 314 vlg. Men zie den jongsten pennestrijd hierover van Mr. Muller en den Belgischen archivaris H. Nelis in de Revue des Bibliothèques et Archives de Belgique (deel IV, afl. 2 en 4). 2) Ned. Arch.blad XIV p. 178 vlg. 3) Dat deze classificatie geen geringe arbeid zou zijn, bewijst o. m. het vol gende onder de 28 origineele stukken, die uit Floris' kanselarij stammend nu op het Record-office te Londen berusten, noteerde ik minstens zeven verschillende hand schriften. Bijdr. voor vad. Gesch. en Oudh. 3e reeks. IX en X4e reeks I. s) Bijdr. 3e r. IX. p. 136. 6) Bijdr. 3e r. X. p. 146, 2e pagineering. 7) Ibid. p. 161.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1906 | | pagina 11