De vijftiende jaarvergadering, gehouden te Utrecht, op 6 Juli 1906.
Toespraak van den Voorzitter.
Aan de jaarvergadering, den 6 Juli 1906 in het Rijksarchiefgebouw te
Utrecht gehouden, werd deelgenomen door zestien gewone leden en een
buitengewoon lid, terwijl de heer G. L. Grove, ambtenaar aan het rijks
archief te Kopenhagen, als correspondeerend lid een welkome gast was.
Nadat de Yoorzitter had medegedeeld, waarom het Bestuur de leden naar
Utrecht en niet, zooals het vorig jaar in het vooruitzicht was gesteld, naar
Middelburg had opgeroepen een omstandigheid, grootendeels te wijten
aan de veranderlijkheid der plannen van het Bestuur van den Oudheid
kundigen Bond hield hij zijn gewone jaarlijksche toespraak. Op voorstel
van den heer Gratama is deze rede hierachter in haar geheel opgenomen.
De heer Schuijlenburg bracht rapport uit over de rekening van den
penningmeester, die werd goedgekeurd. Het nadeelig saldo bedroeg f 35.93.
Tot leden der Commissie, belast met het nazien der volgende rekening,
werden benoemd de heeren Gonnet en Wiersum.
De concept-wet op het Nederlandsche archiefwezen, afgedrukt in het
vorige nummer van het Archievenblad, zal op voorstel van den Voorzitter
in de volgende vergadering behandeld worden. Van het middel tot be
spoediging der zaak, door Mr. Gratama in overweging gegeven, werd geen
gebruik gemaakt. Deze had namelijk liever gezien, dat het ontwerp dadelijk
aan den Minister werd toegezonden. Het Bestuur evenwel achtte het
gewenscht om eerst de meening der leden te hooren, waarom de Voorzitter
dezen verzocht, hunne opmerkingen over de concept-wet aan het Archieven
blad toe te zenden en zoodoende wisseling van gedachten uit te lokken.
Het geamendeerde concept zal dan het volgende jaar na de jaarvergadering
aan den Minister overhandigd worden.
De bepaling der plaats voor de volgende algemeene vergadering werd
aan het bestuur overgelaten. Samenwerking met het bestuur van den
Oudheidkundigen Bond zal ook nu weder worden gezocht. De vijf af
getreden bestuursleden werden herkozen; als zesde bestuurslid werd ge
kozen de heer Wiersum, die tevens op zich zal nemen het redacteurschap
van het Archievenblad, waarvan Mr. Fruin wegens drukke werkzaamheden
ontheven wenschte te worden.
Daarna verkreeg Mr. Bondam het woord voor zijne voordracht over
de lotgevallen van het Geldersche archief. Een kort verslag van zijne
causerie, ontleend aan de N. Rott. Courant, laten wij hier volgen.
Eerst toonde Mr. Bondam aan, dat het Geldersche Rijksarchief geene
kunstmatige schepping is. Het is op natuurlijke wijze ontstaan en vormt
dus een historisch product. Zooals bij de meeste Rijksarchieven zijn ook
hier langzamerhand verschillende afzonderlijke archieven opgenomen, o. a.
de archieven der departementale besturen en prefecturen, later de archieven
5
der domeinkantoren en de rechterlijke archieven. De eerste rijksarchivaris
in Gelderland, Jhr. Mr. van Riemsdijk, heeft ook het eerste plan ontworpen
om alles behoorlijk te ordenen, hetgeen hij echter door zijne benoeming
tot Algemeen rijks-archivaris niet heeft kunnen uitvoeren.
Zijn opvolger, Mr. Bijleveld, maakte in verband met een ministerieel
besluit, dat regelen voor de indeeling der archieven vaststelde, een nieuw
plan op. Bijleveld heeft velen door zijn groote bereidvaardigheid en
kennis aan zich verplicht. Onder zijn bestuur is het archief-depót zeer
vermeerderd, gelijk Mr. Bondam door een lange lijst van de archieven,
welke thans in het depót geborgen zijn, aantoonde.
Wat nut hebben deze verzamelingen voor onzen tijd, vroeg spreker
ten slotte. Hij wees er op, dat men een archief uit tweeërlei oogpunt
kan bezien: als bewijsmateriaal voor rechten en als een bron der geschie
denis. Von Loeher houdt het eerste gezichtspunt voor het voornaamste
en Mr. Bijleveld heeft het in de practijk het meest gehuldigd. Onder
Nijhoff trad het tweede het meest in het licht.
Spreker eindigde met den wensch, dat de historici en rechtskundigen,
die mededeelingen uit het Geldersch archiefdepöt begeeren, zich steeds
vrijelijk tot hem zullen wenden. Hij biedt hun van heeler harte zijne
diensten aan. Mr. Bondam's voordracht vond toejuiching.
De Voorzitter bracht den heer Bondam een woord van hartelijken dank
en betreurde, dat het vergevorderde uur hem niet toeliet eenige vragen
te stellen.
Daarna werd de vergadering gesloten, terwijl een gezamenlijke rijtoer
van Baarn over de Vuursche naar Soestdijk en een gezellige maaltijd in
het Hotel Trier aldaar het einde vormden van dezen vijftienden Neder-
landschen archiefdag.
Gelukkig acht ik mij, dat ik in mijn jaaroverzicht weder spreken kan
van een belangrijk feit, een initiatief van beteekenis, door onze ver-
eeniging genomen. Ik bedoel het tot stand komen der concept-wet op
het Nederlandsche archiefwezen, die in het Archievenblad afgedrukt
is en u allen bereikt heeft.
Het streven naar eene regeling van het archiefwezen bij de wet was
het eerste en een der belangrijkste nummers op het programma van hen,
die de oprichters onzer vereeniging geweest zijn. Ik erken, dat de nood
zakelijkheid der zaak mij destijds nog niet zoo bijzonder evident was.
Toch had ik natuurlijk geen bezwaar, om als voorzitter van het bestuur
mede te werken tot de uitnoodiging, in 1900 tot eenigen onzer leden