60 overleg met den Algemeenen Rijksarchivaris, van het depot van archieven van het Departement van Oorlog naar het Algemeen Rijks-Archief over gebracht, teneinde aldaar nader te worden onderzocht, de index, de ver balen en de agenda's over de jaren 1813 tot 1829, benevens de „dossiers" berustende in genoemd depot, behalve eenige, betrekking hebbende op de jaren 1815, 1830 en 1831, die nog op het Krijgsgeschiedkundig Archief worden geraadpleegd, en de stamboeken. Na zorgvuldige schifting en rangschikking dezer laatste zijn door den Algemeenen Rijksarchivaris en door mij lijsten en voorstellen ontworpen tot het overbrengen van een gedeelte der stamboeken, welke binnen korten tijd aan Uwe goedkeuring zullen worden onderworpen." Vervolgens wordt een lijst der in bewerking zijnde geschiedkundige onderwerpen en bescheiden vermeld. De Bijlagen vermelden den stand der krijgsgeschiedkundige nasporingen, de aanwinsten van het Krijgsgeschiedkundig archief en de couranten, voorhanden op het gemeente-archief te Rotterdam. Tijdschrift voor Boek- en Bibliotheekwezen. Jaargang IV, no. 3. Antwerpen, 's Qravenhage 1906. De heer dr. M. Kleerkooper geeft een zeer lezenswaard stuk over de Haarlemsche (en Rotterdamsche) courant in het Engelsch en voegt daarin treffende bijzonderheden over den invloed, die onze zeventiende eeuwsche pers op de Engelsche gehad heeft, en over het lezen dier couranten in Engeland. Hij verbetert daarbij een bericht van den heer Sautijn Kluit, die niet aannam, dat een zeker bericht aan den Engelschen handel door de Haarlemsche courant bekend werd. Als afbeelding geeft hij het hoofd van de eerste Engelsche Haarlemsche courantThe Haerlem Courant, Truly rendred into English. De courant werd waarschijnlijk in Haarlem zelf gedrukt. V. A. Dela Montagne geeft een tweede lijst van Nederlandsche boeken, in de Waalsche gewesten en in het buitenland gedrukt. Prosper Verheyden geeft een 2e vervolg over Banden met blinddruk in het Museum Plantin, terwijl Dr. C. P. Burger Jr. een levensbeschrijving geeft van Jacobus Hellendoorn, den conservator voor brieven aan de Amsterdamsche universiteitsbibliotheek. Dezelfde heer heeft den schrijver van het pamflet no. 1401 in Knuttels pamflettencatalogus ontraadseld, terwijl de heer Kleerkooper een korte bespreking wijdt aan eene zeldzame uitgave der „Souterliedekens" in het Britsch Museum te Londen. Verslaoen en Mededeelinoen der Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde. Mei, Juni en Juli 1906. Gent. De Juli-aflevering van dit tijdschrift bevat een rede van den voor- 61 zitter, den heer Jan Broeckaert, over den Spellingsoorlog in Vlaanderen, en een van dr. L. Simons over het potspelen in den tijd van Pieter Stastok. Revue des Bibliothèques et Archives de Beloique publiée par L. Stainier. Tome IV, no. 12_ JanvierAvril 1906. Bruxelles, Misch et Thron, éditeurs. De heer E. Fairon maakt in deze twee afleveringen een lijst van de voornaamste boeken in een Luiksche kanunniken-bibliotheek (die van den in 1614 overleden kanunnik Guillaume de Pontegonio) openbaar; de heer A. Hansoy geeft een supplement op den beknopten inventaris van het Hasseltsche staatsarchief; hij volgt daarbij in groote trekken het door zijn voorganger, den heer H. van Neuss, gevolgde systeem van den inven taris zelf. Maar het belangrijkste stuk in deze aflevering is zeker wel de studie van den heer Cuvelier over de opleiding der (Nederlandsche) archiva rissen. In theorie geeft hij Mr. S. Muller Fzn. gelijk; maar hij meent, dat in de praktijk een historicus (en wel een doctor in de geschiedenis volgens het plan van professor Bussemaker) beter op zijn plaats zal zijn: de archieven zijn de werkplaatsen van den historicus geworden, en aan de historie vooral bewijzen zij diensten. Welke archivaris, vervolgt hij, zou zijn functie gaan vervullen, wanneer het hem verboden was eenig geschied kundig werk te doen, en wanneer hij zijn geheele leven moest vullen met het maken van inventarissen of van rapporten, die zeer zeker zijn beroeps plichten vormen, en die, wij herhalen het, niet moeten worden vermoord ten koste van de diensten aan deze of gene klasse van geleerden of geletterden? Hij hoopt verder, dat aan de Nederlandsche Regeering de oogen geopend mogen worden door de uitkomstenmet de bij zondere archivarissenopleiding in België, Frankrijk en Duitschland ver kregen. De directeur van het Gentsche laboratorium, A. J. J. Vandevelde, beschrijft een onderzoek, dat hij, op aanvraag van den ambtenaar van den Burgerlijken Stand te Gent, over het verbleeken en verdwijnen van inkt heeft verricht. Hij komt daarbij tot de conclusie, dat vooral zuurhoudend papier (acidité) de schuld is van de weinige leesbaarheid der inkten, en bespreekt verder de eischen, waaraan goede inkt moet voldoen. Na praktische en theoretische (laboratorische) proeven heeft hij de volgende inktstellingen openbaar gemaakt 1. Dat de hoeveelheid ijzer ter verkrijging van een duurzamen inkt moet schommelen om 5,5 gr. per liter. 2. Dat zij aan de eischen van de inktsoort no. 3 (Pelikantinte) moet voldoen.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1906 | | pagina 35