Bibliographie der werken van Nederlandsche archivarissen over 1905 42 aantoonen, en ookzij hebben de zaak nooit van den kanoniek-rechterlijken kant bekeken. Ik wil hiermêe geenszins staande houden, dat op bovenstaande regels geene uitzonderingen voorkomen. Maar de bepalingen van het kanonieke recht, die van de synode van Utrecht van 1310, die van den grootmeester van Malta en de praktijk, nu nog gevolgd door de Roomsche Curie, moeten ons te denken geven. En mij komt het voor, dat in ieder geval, waarin aan de dateering een van de drie genoemde formules is toegevoegd, minstens de waarschijnlijkheid van een dateering ook volgens de eventueel voor komende formule moet worden aangenomen. Ten slotte nog iets over den stijl, door de Fraterheeren speciaal gebruikt. Een positief gegeven hieromtrent is niet te mijner kennis ge komen, tenzij men een zoodanige aanwijzing wil zien in de dateering van de boven aangehaalde oorkonde no. 166 van Bijlage III, die wederom conform is aan al de andere van hen uitgegane oorkonden, aan welker dateering de formule „in 't jair ons Heren" of „anno Domini" is toe gevoegd. Maar zoo goed als zeker komt het mij ook overigens voor, dat zich de Broeders bij de dateering hunner stukken gehouden hebben aan de regels, door wereldsche clerici in het bisdom Utrecht gevolgd, d. w. z. aan de bepaling van de synode van 1310. De geheele tendentie van de Broeders wettigt dit vermoeden. Immers men behoeft hunne statuten ook maar oppervlakkig door te lezen om in te zien, dat zij er naar streven om zelfs den schijn te vermijden van tot de reguliere geestelijkheid te behooren. Hadden zij van het jaar hunner stichting af (1384) zich niet aan de ordonnantie van bisschop Guy gehouden en afwijkend van de overige seculiere geestelijkheid gedateerd, zij zouden zich stellig moeilijk heden op den hals hebben gehaald, waarvan de sporen niet geheel zouden zijn verdwenen. Dr. M. SCHOENGEN. door prof. dr. H. Brugmans. J. Acquoy. Cameraarsrekeningen van Deventer, VI, 2 (1384, 1385). Deventer, 1905. In deze bibliographie zijn niet opgenomen: 1°. de verslagen, door ver schillende archivarissen krachtens hun instructie uitgebracht, met de daarbij behoo- rende bijlagen, 2°. studiën van geringen omvang, boekbeoordeelingen enz., 3°. de artikelen, opgenomen in het Nederlandsch Archievenblad, die gemakkelijk in de inhoudsopgave zijn na te zien. Ter voorkoming van abuizen is toezending van overdrukken ten behoeve van deze bibliographie zeer gewenscht. 43 P. G. Bos. Ick kick noch int. Groningsche Volksalmanak voor 1906, 109 vlg. J. C. Breen. Systematisch register op het dagelijksch nieuws betreffende Amster dam over het jaar 1903. Derde Jaarboek der Vereeniging Amstelodamum, 29 vlg. (Met E. W. de Jong.) C. W. Bruinvis. Alimentatie van conventualen door de stad Alkmaar. Bijdragen voor de geschiedenis van het bisdom van Haarlem, XXIX, 34 vlg. Alkmaar. Hoofdaltaar der St. Laurens- of Groote Kerk. T. a. p. 160 vlg. Admissiën van priesters te Alkmaar, 1641 1727. T. a. p. 252 vlg. Maerten Jacobsz. Formerius, pater van het jongehof te Alkmaar. T. a. p., 326 vlg. Petrus Schouten, pastoor van S. Matthias te Alkmaar. T. a. p. 328 vlg. Cornelis Hendrikszoon, pastoor van Kuinre. T. a. p. 454 vlg. Dirk Harmensz., anno 1596 niet pater Theod. Hermanni van Alkmaar. T. a. p. 457 vlg. Alkmaar. Altaar van St. Jan Evangelist. St. Janskapel, regeling van kerk uren. T. a. p. 459 vlg. Caspar Benoist. Oud-Holland, XXII, 3. F. Caland. Bastaarden uit het huis van Oranje-Nassau. De Navorscher, LV, 158 vlg., 343 vlg. Uit een begraafregister der gemeente Dinter. T. a. p. LV, 235 vlg. Geslacht van Wouw. T. a. p. LV, 398 vlg. H. T. Colenbrander. P. L. Muller. Levensberichten der afgestorven medeleden van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden, 1904/5, 266 vlg. Gedenkstukken der algemeene geschiedenis van Nederland van 1795 tot 1840. Eerste (inleidend) deel. Nederland en de Revolutie, 1789 1795. 's Gravenhage, Martinus Nijhoff. gr. 8°. De Belgische Omwenteling, 's Gravenhage, Martinus Nijhoff. 8°. Uit de grensgewesten der vaderlandsche geschiedenis. Gids, 1905, I, 589 vlg. Bijdragen tot de geschiedenis van het jaar 1848. Onze Eeuw, 1905, I, 45 vlg., 278 vlg. Het jaar 1848 in Nederland. Onze Eeuw, 1905, 227 vlg., Ill, 19 vlg. J. L. van Dalen. De Dordtsche schilderschool. De Tijdspiegel, 1905, II, 160 vlg.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1906 | | pagina 26