34 te noemen de kloosters van de broeders en zusters van den Derden Regel van Sint Franciscus. Vooral in de laatsten werd èn door de zusters èn vooral door hunne biechtvaders zeer veel geschreven. Betrekkelijk de Kruisheeren met hun hoofdklooster te Huy bij Luik wil ik nog even aan stippen, dat hunne kostbare bibliotheek, die gedeeltelijk in de Universiteits bibliotheek te Luik en gedeeltelijk in die van het Qroot-Seminarie aldaar berust, op de meest frappante wijze de waarheid van het bericht van Johannes Busch bevestigt. De colophons van talrijke boeken wijzen Noord-Nederlanders als schrijvers en tevens als leerlingen der school van Deventer aan. II. De d a t e e r i n g. Dat de door mij verkregen resultaten ook van belang zijn voor de Nederlandsche chronologie van het laatst der Middeleeuwen, valt dadelijk in het oog. Immers, zijn mijne resultaten juist, dan kan een chronologisch onder zoek aan de hand van gedrukte oorkonden voortaan niet meer als afdoend gelden. Positieve zekerheid omtrent het gebruik van den jaarstijl kan dan pas verkregen worden na een grondig palaeographisch onderzoek. Immers, is de ontvanger van de oorkonde tevens de uitvaardiger er van, dan ligt het voor de hand, dat hij ook de oorkonden dateert volgens den stijl, dien h ij gebruikt, tenzij uit de oorkonde na een palaeographisch onder zoek blijkt, dat de datum ingevuld is in de kanselarij van den bekrachtiger van de oorkonde. In dit geval blijft er natuurlijk gegronde twijfel omtrent de vraag, volgens welken stijl de oorkonde is gedateerd. Alvorens tot de behandeling van de chronologie van de oorkonden van het Fraterhuis over te gaan, acht ik het niet van belang ontbloot, eerst een zuiver theoretische vraag te behandelen. Bij het bestudeeren van oorkondenboeken en verhandelingen over de middeleeuwsche chronologie trof mij steeds de onzekerheid, die op dit gebied heerscht. Al spoedig komt men tot de overtuiging, dat de bewerkers er van geen vasten grond onder de voeten hebben. In toelichtingen wordt dit weifelen en tasten in het duister meestal toegeschreven aan de willekeur, die geheerscht zou hebben op het gebied der chronologie. Bij nader toezien valt dan echter spoedig in het oog het groote verschil van deze beweerde willekeurigheid in de hoofddateering met de uiterst nauwkeurige omschrijving van de plaats- en de overige tijds bepaling. Onwillekeurig doet deze opmerking twijfel rijzen en de vraag, öf dan inderdaad op het gebied der middeleeuwsche chronologie werkelijk zulk een bandeloosheid geheerscht heeft öf dat deze maar denkbeeldig is, dringt zich sterk op den voorgrond. 35 Zijn wij in staat aan te toonen, dat in de Middeleeuwen wettelijke bepalingen bestonden betreffende de chronologie en dat die bepalingen door bepaalde klassen der bevolking streng werden nageleefd, dan is het m. i. niet geoorloofd van willekeur op het gebied der middeleeuwsche chronologie te spreken. In eene vroegere studie over den jaarstijl, in de kloosterorden ge bruikt heb ik aangetoond, dat voor een groot deel van den regulieren clerus geen willekeur in het dateeren hunner oorkonden, in een woordin het gebruik van den jaarstijl, kon bestaan. Immers door hunne consti tuties was den Cisterciensers, den Augustijnen en den leden van de Duitsche orde het volgen van een bepaalden stijl voorgeschreven. Hoe het in de andere orden hiermede gesteld was, weten wij niet met zekerheid; alleen staat op grond van eene oorkonde dd. 1584 Maart 3 onomstootelijk vast, dat in de kanselarij van den Johannieter of Malthezer- orde van het begin der stichting 2) af tot in genoemd jaar de Mariabood- schapstijl gevolgd werd 3). Men leide nu niet uit het bovenstaande af, Verschenen in het Nederlandsch Archievenblad 1901—1902, blz. 7—18. 2) Deze orde werd omstreeks het jaar 1100 gesticht. .d,ezeT.v^or^de chronologie zoo merkwaardige oorkonde werd ik door mijn collega Mr P GBos te Groningen opmerkzaam gemaakt en hoewel zij elders is uitgegeven (Nijhoft's Bijdragen 1861, blz. 267-68), laat ik ze toch hier in de noot afdrukken, opdat zij mij straks beter als bewijsmateriaal zal kunnen dienen. „Frater Don Nicolaus Cotoner, Dei gratia S. Domus Hospitalis Sancti Joannis Hierosolomitam et militaris ordinis Sancti Sepulchri Dominici magister humilis, pau- perumque Jesu Christi custos, universis et singulis presentes nostras litteras visuris lecturis et audituris salutem. Notum facimus et in verbo veritatis attestamur, qualiter ïntrascrijrta attestatio extracta fuit ex libro bullarum in cancellaria nostra conservato quam quidem in hanc publicam formam extrahi et redigi jussimus, ut ubique tam in judicio, quam extra, eidem plena et indubitata fides adhibeatur, cujus tenor est qui sequitur, videlicet: „Frater Hugo de Loubenx Verdala, Dei gratia S. Domus Hospitalis Sti (oannis Hierosolomitam magister humilis, pauperumque Jesu Christi custos, et nos conventus domus ejusdem universis et singulis presentes nostras literas visuris, lecturis et audituris salutem. Decet veritati testimonium adhibere, ne jirojiter rerum ignorantiam alicui generetur prejudicium. Ea jiropter tenore presentium notum facimus, et in verbo veritatis attestamur, fidemque facimus indubiam, qualiter in omnibus actis provisiombus et bulhs aliisque scripturis a nostra cancellaria expeditis ab antiquo usque m presentem diem, annus numeratur ab Incarnatione, non autem a Nativitate et incipit pnncipiumque habet a festo Annunciationis beate Virginis Mariae dié vigesima quinta mensis Martii, et sic a die nativitatis Domini nostri Jesu Christi usque ad dictum festuni Annunciationis additur verbum hoe ab Incarnatione ut verbi giatia in data presentium dicitur anno 1583 ab Incarnatione, numerando a Nativitate diceretur 84, et sic de ceteris. Et quia semper in dicta nostra cancellaria ita fuit ODservatum, et est, ideo in hujus rei testimonium bulla nostra communis plumbea Ucsen .bus est appensa. Datis Melitae in conventu nostro die tertia mensis Martii 1583 ab Incarnatione." Et quia ita se habet Veritas, factaque fideli cum originali collatione concordare comperimus, ideo in hujus rei testimonium bulla nostra magistralis in cera ni°ra pre- sentibus est impressa. Datis Melitae in conventu nostro die XXVIII mensis Armusti millesimo sexcentensimo sexagesimo quarto". Het origineel van deze oorkonde berust in het archief der Johannieter-kom- manderij te Arnhem.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1906 | | pagina 22