28 Deze conclusie wordt nu overtuigend gestaafd door verschillende be richten, voorkomende in de Narratio. Het zou mij echter te ver voeren, die hier alle ter sprake te brengenenkele van de meest klemmende bewijsplaatsen zijn voldoende. Ik kies hiervoor de tweede en de derde periode (14351486). Op pagina 174 der Narratio bericht de Voecht, dat na den dood van den rector Albert van Calcar de broeders „unanimiter" tot rector kozen Henricus Herxen, „qui circa XLVII annos graciose et fidelissime ministraverat in officio procurature domus nostre." Deze keuze van Henricus tot opvolger van Albert van Calcar had plaats kort na 4 Mei 1482. Tellen wij nu de 47 jaren van zijn procuratorschap van dit jaar af, dan valt het begin van dit ambt in het jaar 1435. Ik vestig er de aandacht op, dat de eerste oorkonde, die wij van zijne hand bezitten, gedateerd is 1435 Februari 5 In het afzonderlijke hoofdstuk 2), dat de Voecht geschreven heeft om de verdiensten van Hendrik van Herxen, dien hij blijkbaar hoog vereerde, als procurator naar behooren in het licht te stellen, prijst hij hem vooral ook wegens de buitengewoon groote zorg, die Hendrik aan het bestuur der goederen van het huis besteedde. Voor de kennis der Nederlandsche diplomatiek in de 15de eeuw is deze plaats niet onbelangrijk; ik laat ze derhalve hier in extenso volgen „Nee 3) facile dixerim, quarn fidelis fuit et sibi non parcens pro con- servatione bonorum domus nostre et custodia sororum, et 1 i 11 e r i s imp e tra n dis et conficiendis, namque pro illis reysas multas fecit et fidelissime laboravit, non parcens rubori suo, quando visitaret, exprecaret sepe et frustra requireret curiales, qui difficile oportune in- veniuntur. Verum ipse non frangebatur tedio quando cepta prosequeretur donec obtineret intentum. Et in hiis causis frequenter noctibus surgere solebat, ut componeret for mam litter arum vel signaret, que opportuna essent in causis dicenda. Ipse eciam litteras emptionum et prediorum et hujusmodi dictavitper se et descripsi t." In dit kleine berichtje wordt nu ten overvloede door een tijdgenoot en medebestuurder van het Domus Clericorum uitdrukkelijk bevestigd, wat de oorkonden en het cartularium op grond van schriftvergelijking ons leerdendat Hendrik van Herxen niet alleen de koop- en huurcontracten afschreef (descripsit), maar ze ook ontwierp (dictavit4) per se). Dat het Zie p. 329, no. 54. Cap. LXXI, p. 181 vv. 3) Zie p. 182. 4) Over „dictare" in de beteekenis van: een schriftstuk ontwerpen, vergl. men: Wattenbach, Schriftwesen, S. 457; en Paoli, C., Orundriss zu Vorlesungen über Lateinische Palaeographie und Urkundenwesen. Aus dem Italienschen iibersetzt von Dr. C. Lohmeyer, Innsbruck 1895. II. Schrift- und Buchwesen, S. 142. 29 echter bij het ontwerpen en in het net brengen van koop- en huurcon tracten niet gebleven is, behoeft geen verder betoogeen blik op het lijstje van oorkonden, door Hendrik van Herxen geschreven, leert ons, dat de meeste uitgingen of van rechtscollegies of van personen met rechterlijke bevoegdheden. Over een dier personen, den notaris Jacobus van Ooch, geeft ons de Narratio eene belangrijke opheldering, die het resultaat van mijn onderzoek wederom bevestigt. Daar vinden wij„Ipse (scil. Jacobus de Goch) eciam fuit notarius publicus et omnia instrumenta nostra subscribere consuevit et sepe confecit idem, inde nichil recipiens". Zeer waarschijnlijk is dit laatste de reden van de bizondere vermelding door de Voecht geweest. Voor ons echter is de zinsnede in haar geheel in de onderhavige kwestie van het grootste belang. De notaris Jacobus van Goch overleed den 9 Januari 1484 2) en was dus een tijdgenoot van Hendrik van Herxen; de „instrumenta", die hij door zijn onderschrift bekrachtigde, moeten derhalve onder diens procu ratorschap geschreven zijn. De twee notarieele oorkonden (III 76 en IV 7), die ik heb kunnen onderzoeken 3) en door het onderschrift van den notaris Jacobus van Goch bekrachtigd zijn, zijn ontegenzeggelijk ge schreven door Hendrik van Herxen. Andere notariëele instrumenten, die geheel door Jacobus geschreven zijn en op het Fraterhuis betrekking hebben, zijn niet te mijner kennis gekomen. Dat inderdaad Hendrik van Herxen ook andere notariëeele oorkonden heeft ontworpen, waarvan het origineel niet te onzer kennis is gekomen, bewijst overtuigend de minuut van de oorkonde dd. 1479 Juli 14 4), welke door Hendrik van Herxen eigenhandig geschreven is. Ook de opmerking in dorso van dit document: „Istud est exscriptum de resignatione Balthasar in Prusya et est factum in instrumentum a domino Jacobo 5) Goch, et habent fratres nostri in Prusya (scil. Culm is mij bij nader onderzoek gebleken te zijn geschreven door de hand van Hendrik van Herxen en niet door een andere hand, zooals ik aanvankelijk meende te moeten aannemen. Dat wij echter onder dit „exscriptum" niets anders dan de minuut Vergl. p. 202. 2) Zie p. 202. 3) In het archief der parochie van Sint Michiel te Zwolle berusten nog een aantal oorkonden, die door notaris Jacobus van Goch bekrachtigd zijn. Vergl. Bijlage IV en V. i) Zie Bijlage XV, no. 1. s) In het HS. staat „Ja"; ik heb dit op p. 492, noot, verkeerdelijk in Joanne in plaats van Jacobo opgelost. 6) Vergl. de Narratio p. 492 de noot. Het woord komt noch bij Wattenbach noch bij Paoli voor.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1906 | | pagina 19