24
van notarissen 2 No. 1786 (76), (IV 7).
een leenheer 1 1805 (107).
private personen 13 1777 (55), 1779 (59), 1780 (61), (66), 1783
(69), 1786 (77), 1791 (87), 1794 (91), 1795
(92), 1798 (99), (VII 2, 3, 4.)
Ik heb hierbij alleen op te merken, dat het onderschrift der nota
rissen eigenhandig is en natuurlijk van dat van den schrijver verschilt.
Door eene andere hand werden, zooals ik reeds sub II vermeld
heb, tusschen 14821486 vier oorkonden geschreven, nl. de Nos. 1799
(100), 1801 (104), 1803 (X 1), 1804 (106).
Deze oorkonden gingen uit:
van den burgemeester van Zwolle 1 (X 1).
de schepenen 2 (III 100, 104).
particulieren 1 (III 106).
IV. De oorkonden welke voor deze onderverdeeling in aanmerking
komen, vallen dus in het tijdperk van 14861573. Hun aantal 37 is,
de tijdruimte van bijkans 90 jaren in aanmerking genomen, betrekkelijk
klein. Opmerkelijk is, dat het aantal oorkonden vallende in de jaren
15201573 maar zes bedraagt. Deze laatste zou ik geheel buiten be
schouwing laten, omdat zij natuurlijk niet alle in deze categorie kunnen
vallen. Immers ware dit het geval, dan zou de schrijver ver boven de
100 jaren oud moeten geworden zijn. Bovendien is het wegens hun
gering aantal niet doenlijk om er onderverdeelingen van te maken.
Niettegenstaande dit alles meen ik de aandacht er op te moeten vestigen,
omdat zij ons een duidelijk beeld van verval èn van het Fraterhuis èn
van het schriftwezen van de Broeders geven.
Alvorens mij nu speciaal met de oorkonden uit het tijdperk van
14861520 bezig te houden, veroorloof ik mij een kleine excursie betref
fende het verval van het schriftwezen in het Fraterhuis te Zwolle en elders.
Wattenbach') en anderen schrijven dit verval met recht toe aan
de invoering der drukpersmaar ook is dit te zoeken in de opkomst en
het allengs veldwinnen der Hervorming. Er waren geen leden, die zich
uitsluitend met schrijven bezig konden houden. En voor hunne opvoedings
gestichten, te Zwolle hadden de Broeders sedert 1517 het nieuwe Domus
Pauperum, waarin in 1573 bij de overgave der stad aan den graaf van
Berg nog 150 scholieren woonden èn voor de aan hunne zorg toe
vertrouwde nonnenkloosters hadden zij hunne mannen noodig. Dit gebrek
aan krachten blijkt ten duidelijkste uit den brief van 1539 van de Fratres
Schriftwesen S. 455.
25
te Zwolle aan die van Culm waarin zij schrijven„et nos paucissimi
sumus, vix enim sexturn numerum implemus." Niettegenstaande het feit,
dat de school te Zwolle nog steeds bloeide, de opvoedingsgestichten goed
bezet waren, kregen zij evenmin als alle andere kloosterorden een voldoend
aantal nieuwe leden. De vraag naar geschreven boeken bleef bestaan
al was het dan ook niet meer in die mate als vroeger maar er waren geen
of weinig schrijvers meer. De Fratres de penna hadden hun bloeitijd gehad.
Maar Wattenbach 2) en vooral Q. Reichart 3) vergissen zich, wanneer
zij als zeker aangeven, dat in het Fraterhuis de eerste drukpers te Zwolle
gevestigd was. Dit is niet het geval geweest, en de scène aan het sterfbed
van den bibliothekaris Dirk van Calcar in het jaar 1475 die de Voecht
ons schildert, bewijst ons voldoende, hoe een deel der Broeders over de
nieuwe kunst dacht. Opmerkelijk is echter, dat in het Fraterhuis te
Keulen de eerste pers gevestigd was 5) en dat het Keulenaars waren, die
zich èn te Deventer èn te Zwolle in de onmiddellijke nabijheid van de
Fraterhuizen met hunne pers vestigden. Zonder eenigen twijfel is dit feit
niet aan zuiver toeval toe te schrijven. Uit lateren tijd hebben wij het over
tuigend bewijs voor de bemoeiingen der Broeders in zake de pers in het
volgende raadsbesluit
„Anno XV" XLIIII0 1 a Januari6). Overdracht met de typographo.
Synnen Scepenen ende Raedt overcoemen ende verdraegen met meyster
Johan van Ruremunde, dat he syn prelum van Collen sal moegen trans
fereren ende hier toestellen, druckende alle boecken dye men in der
schoeien alhier sal doen lesen, ende daer en tendes drucken alle andere
boecken, voerts bynden ende hanteren dye by Keys. Mat. mandamenten
nyet verboeden en synnenende ditselve zal duyren drye jaeren lanck
nw toecoemende paesschen aengaende. Des sal hem die stadt van Swolle
jaerlicx geven tot een vollenst synre huyshuyre vijff golde guldens, ende
sal daerbeneffens van alle lasten van waecken, scattyngen oft anders, dat
den burgeren opgelacht wordt, vrij ende daerinne nyet geholden weesen
in eeniger manieren. Sonder argeliste. Burgemeesters Thomas Knoppert
ende Henrick Munter.
9 Zie Bijlage XV, No. 3 (p. 497).
2) Schriftwesen S. 455.
3) P. Gottfried Reichart O.S.B. Beitrage zur Incunabelnkunde. Vierzehntes
Beiheft zurn Centralblatt für Bibliothekswesen. Leipzig 1895, S. 446.
9 Vergl. de Narratio p. 164; Acquoy, De Kroniek, blz. 20.
5) Vergl. Reichart, 1. c.
6) Extract uit het Register, aanwezig in het Oud-Archief der gemeente Zwolle,
getiteld: „Annenringe der stadt dieneren ende verscheiden vicarien, collatien, sampt
etlicke andere verdragen." Folio 226 recto.