16 aan den kant van de oorkonde soms verwijzingen gevonden naar letters, b.v. „Vide sub littera A" of eenvoudig de letter naast de oorkonde geplaatst; deze ontbreken echter geheel en al in het door mij uitgegeven Utrecht, zie Acquoy, Windesheim, III, bladz. 18.) In het begin van deze cartularia, die tot het archief van het Gereformeerd Burgerweeshuis behooren en in het archief der Gemeente Utrecht berusten, komen indices voor, die veel overeenkomst hebben met die van bovenstaanden uit het Fraterhuis en die ons bovendien een goed beeld verschaffen van de inrichting en vooral van de ordening van het archief van dit klooster. Het „Register ofte Copije-boeck van de Regulieren 't Utrecht No. B" (op perkament 312 X 218 mM.), samengesteld in 1479, is, volgens vriendelijke mededeeling van Mr. Muller, „meer historisch ingericht" en hoewel slechts secundair bedoeld als klapper op het Cartularium zelf, voor ons doel echter van meer belang dan het „Register No. A", dat een afschrift is van B uit het begin der 16e eeuw en bijgewerkt over den lateren tijd. Register No. B bevat twee indices. De eerste is onderverdeeld in 27 hoofdstukken, gekenmerkt door 19 letters van het Alphabet. De letters E, F, J, K, Q, V en W ontbreken. Andere letters daartegen zijn 2 of 3 keer gebruikt. Eene nieuwe afdeeling wordt dan door bijvoeging van Romeinsche cijfers aangegeven. De kapitale letter is met zwarten inkt in eenvoudigen maar toch bevalligen gothieken vorm in het midden van de bladzijde geteekend. Hieronder wordt aan den linker kant deze letter herhaald met de Romeinsche cijfers i, ii, iii, enz. er naast. Deze onderverdeeling in cijfers heeft plaats naargelang het aantal stukken, dat in deze afdeeling behoort, groot is. Van letter A tot en met U (behoudens de bovenvermelde uitzonderingen) zijn dan in geographisch-alphabetische volgorde de rechtstitels gerangschikt van de bezittingen, die het klooster buiten Utrecht bezat. De plaatsnamen, die als „Stichwort" dienen om daaronder eene be knopte beschrijving van de rechtstitels te laten volgen, zijn met rooden inkt geschreven. In eene derde afdeeling wordt dan zonder meer het jaar vermeld, sedert wanneer het klooster bezitter of gebruiker van de vermelde eigendommen is. Ter wille van meerder duidelijkheid laat ik hier het begin van dezen index volgen: 91 5Ri ii iii iiii Possessio et usus ab anno Domini g(i. Atteveltt. Twe stadt a- wt ii mergen lants, folio primo. 1432. E'en principaelbrief is te Carthusers ende wij hebben een brief mitt des convents seghel. Item noch een brief van Daem Goyers ende Alijt sijn wijf, die ons dese ii a ghegheven hebben tot een ewighe memorie. $)(u. Amsterdam. Twe Philippus nobelen ende sijn ghecomen 1416. mit her Claes Pondt onse mebrueder folio ii. 9(iii. A 1 e n d e r p. iii mergen in den kerspel van Vlueten folio iii. 1418. 9(iiii. Amersfoert. Achthien Rijnsche gulden, Xii Davids jaghers 1518. voer den gulden gherekent, nier wij en crighen nu nijt meer dan Vii stuver-Hollants voer elke gulden fol. iiii. Item noch een brief van die stadt van Harderwijck, hoe wij aen dese voerss. renthen ghecomen zijn. 9(v. A s p e r e n. Een Wilhelmusscildt van Zibrant Pauwe ende Margriet zijn huijsfrou tot een pytantie. Hier en crighen wij nijt van. Ende wij en hebben gheen bethoen dan alleen twe papyren copijen. !0i. Bruekelen. Viii mergen in 't gherecht van Loenre- 1451. sloet fol. 4. etc. etc. Op de afdeeling gemerkt U volgen in den index die, gemerkt X Y en Z. Z is weder onderverdeeld in drie rubrieken. Onder rubriek X Y staat: „In his duobus capsulis jacent proventura". Onder de eerste Z staat: „Hic continentur reditus Henrici Mar"; onder de tweede: „Hic continentur reditus vitales fratrum nostro- rum. Item omnes litterae vitales ad civitatem Traiectensem"; onder de derde staat niets. Bezien wij dezen index nader, dan valt al dadelijk in het oog, dat de praktische monniken op een zeer beperkte ruimte schematisch hebben aangegevena. in welk vak de origineelen in de archiefkast geborgen zijn; b. hoe de origineelen gekenmerkt zijn; c. een beknopt regest van het stuk en d. op welke bladzijde van het Cartularium een afschrift van het origineel te vinden is. Maar alvorens deze punten nader te behandelen, laat ik hier eerst de beknopte beschrijving van den tweeden index volgen, omdat deze daaromtrent eenige merkwaardige nadere inlichtingen behelst. De tweede index sluit zich onmiddellijk aan den zoo juist beschreven aan. Hij heeft tot opschrift: „Van hu sen of renthen binnen Utrecht. Ende deze brieven zijn al gheteikent mit roede letteren. Dese en legghen nijt in die arck, mer in die kist." De formeele indeeling van den index is gelijk aan den vorigen met dat verschil echter, dat zij alleen loopt over de letters A tot en met G en dat de hoofdletters zoowel als die, welke op den kant staan, met rooden inkt zijn geteekend. Onder letter G zijn bovendien geen oorkonden gerangschikt. (Ark of arke, beteekent volgens het Middel-Nederl. Woordenb.: kist of offerkist; area of archa bij Ducange theca in qua reconduntur sacrae reliquiae. Volgens den: Thesaurus Linguae Latinae staat area gelijk met archivum. „Area dicta quod arceat visum hinc et archivum hinc et arcanum id est secretum, unde ceteri arcentur. Wattenbach, Schriftwesen, S. 615 vermeldt, dat in het klooster Bobio area het gebruikelijke woord voor archief was. Zie verder S. 628.) Uit het opschrift van den tweeden index blijkt duidelijk, dat de Paters twee archiefbergplaatsen bezaten, n.l. de Ark en de Kist; en, begrijp ik de tegenstelling „Dese en legghen nijt in die arck, mer in die kist" goed, dan waren de stukken, in den eersten index vermeld, in de ark geborgen en diende deze tevens als hoofd bergplaats. De eerste index zou ons dan de gegevens leveren om de inrichting van de ark te leeren kennen. Reeds de indeeling van den index in hoofdstukken bewijst, dat het stuk in verband stond met de archiefkast. Een stringent bewijs hiervoor levert ons dan de reeds vermelde aanteekening onder de letters X Y„In his duo bus capsulis jacent proventura." De archiefkast, in deze de „a r k", was dus onderverdeeld in „capsulae", laden of vakken. (C a p s u 1 a, een diminutief van cap sa, kistjen, schrijn. De capsa was bij de Romeinen een ronde kist, gevuld met perka mentrollen, de bewaarder heette „capsarius" later komt de capsa als vierkante kist voor. Vergl. Wattenbach, Schriftwesen, S. 614; Brinckmeier, Glossarium Diplo- maticum, in voce „capsula".) Volgens de indeeling van den eersten index in hoofd stukken was de ark op zijn minst in 27 capsulae verdeeld. De voor ons zoo belangrijke aanteekening„Ende dese brieven zijn al ghe- theikent mit roede letters" in het opschrift van den tweeden index laten geen verderen twijfel toe omtrent de signature der charters betreffende de bezittingen binnen Utrecht. Maar dat de letter met het Romeinsch cijfer er naast, voorkomende in den eersten index, eveneens de signatuur der charters betreffende de bezittingen buiten Utrecht aangeven, bewijst de praktijk. Volgens vriendelijke mededeeling van Mr. Muller komen op de ruggen der charters voor roode en zwarte letters met nummers, en „voor zoover is na te gaan liggen de met zwart geteekende goederen inderdaad buiten Utrecht." Niet van belang ontbloot is de beantwoording der vraag, in welk jaar het archief van dit klooster op de zoo juist beschreven wijze is geordend. Een afdoend antwoord op deze vraag geeft ons het opschrift op fol. I van ons „Register B" in de volgende woorden: „Registrum litterarum de redditibus monasterii canonicorum regularium in Traiecto proprie an die Koornmarct, collectum sollicite et fideliter per priorem et procuratorem ejusdem monasterii de hiis sine fallo, que in eodem monasterio comperta sunt et de quibus fuit usus et possessio anno Domini millesimo quadringesimo septuagesimo nono Maii die decima septima, in quo hoc presens registrum conscribi incepit". Deze organisatie zal wel in hoofdzaak het werk geweest zijn van pater Petrus Johannis die Wildt, die van af 14721481 procurator van het klooster was. Het tweede Cartularium of beter „Register ofte Copije-boeck der Regulieren 'tutrecht No. A" (op papier 285 X 204 mM.) is voor de kuituur-geschiedenis in menig opzicht belangrijker dan het eerste. De indices echter, waarom het ons te doen is, zijn nagenoeg een trouwe copie van die voorkomende in Register B. Noch-

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1906 | | pagina 13