12
De oorkonden uit het archief van het Fraterhuis te Zwolle.
De navolgende studie over het schrift- en oorkondenwezen in het Domus
Sancti Qregorii of het Fraterhuis te Zwolle maakte oorspronkelijk deel uit
van de inleiding op de „Kroniek" van dit huis, of juister van de
„Narratio de in choatione status nostri et deinde
de fratribus hujus domus nostre, auctore domino
Jacobo Traiecti alias Voech t". Daar nu de inleiding op
dit werk, dat binnen kort in de Werken van het Historisch Genootschap
te Utrecht verschijnt, nog al omvangrijk geworden is, verzocht mij het
Bestuur van dit Genootschap de volgende studie uit de inleiding te lichten
en ze elders als afzonderlijke publicatie te laten verschijnen. De secre
taris van het Genootschap, Mr. S. Muller Fz., had tevens de vriendelijk
heid mij zijne hulp aan te bieden om dit opstel in dit tijdschrift te plaatsen,
ook opdat het daardoor meer onder het oog van vakgenooten zou komen.
Mijn groot bezwaar, dat het opstel gedacht is als deel van een geheel
en niet als afzonderlijke op zich zelf staande studie, bleek de redactie
van het Nederlandsch Archievenblad niet te deelen. Ik geef dan ook
het opstel, idaar mij de tijd om het om te werken ontbreekt, behoudens
enkele kleine veranderingen in de noten, zoo als het oorspronkelijk was,
echter met het beleefd verzoek aan den lezer de oorspronkelijke bestem
ming er van niet uit het oog te willen verliezen.
Ten einde onnoodige herhalingen en vooral ophelderingen in de noten
te voorkomen, laat ik een overzicht voorafgaan van de bronnen, die ik
gebruikt heb, met vermelding van de archieven, waar ze thans berusten.
a. plm. 90 origineele oorkonden betreffende het Domus Clericorum
en het Domus Pauperum te Zwolle, berustende in het Oud-Archief
der gemeente Zwolle;
b. 20 origineele oorkonden, berustende in het archief der Emanuels-
huizen te Zwolle
c. 3 origineele oorkonden, berustende in de Heerkensiana op de biblio
theek van de Vereeniging tot Beoefening van Overijsselsch Regt
en Geschiedenis aldaar;
d. het Cartularium van het Fraterhuis, berustende in dezelfde ver
zameling.
I. Het schrift.
Men verwachte hier geen betoog over het schrift van de Fratres de
penna, de Broeders van het gemeene Leven, want ik ben overtuigd, dat
Zie hierover: Acquoy, J. G. R„ De Kroniek van het Fraterhuis te Zwolle,
in de Verslagen en Mededeelingen der Koninklijke Akademie van Wetenschappen,
Afdeeling Letterkunde, 2de Reeks, deel IX, blz. 4—42. (Amsterdam 1879.)
13
een zuiver palaeographisch betoog zonder schriftspecimina vrij waarde
loos is.
Niettegenstaande het gebrekkige en onvolledige van het oorkonden-
materiaal, dat te mijner beschikking stond, was de gelegenheid, om aan
de hand van de 90 origineele oorkonden uit het Oud-Archief der gemeente
Zwolle en de 20 uit het archief der Emanuelshuizen een diplomatisch-
palaeographisch onderzoek in te stellen, echter te verlokkend, om ze onge
bruikt voorbij te laten gaan. Te meer omdat mijn chef, de heer Rijks
archivaris Mr. J. L. Berns, mij niet alleen met de meeste bereidwilligheid
de gelegenheid er toe verschafte, maar ook dit onderzoek aanmoedigde.
Voor deze welwillendheid betuig ik hem gaarne hier openlijk mijn
oprechten dank.
In het verslag omtrent mijn onderzoek naar documenten betreffende
het Fraterhuis te Zwolle, heb ik er herhaaldelijk den nadruk op gelegd,
dat ik van het groot aantal oorkonden, die eens het archief van het
Domus Clericorum hebben uitgemaakt, slechts een klein aantal origineelen
heb kunnen bestudeeren, en hoewel nog een betrekkelijk groot aantal
oorkonden te mijner kennis is gekomen, het resultaat mijner bemoeiingen
op volledigheid geen aanspraak kan maken.
Hoe groot het getal der ontbrekende oorkonden is, valt niet te bena
deren ook zou dit niet het geval zijn, indien ik persoonlijk het Oud-Archief
der gemeente Zwolle had kunnen onderzoeken. Immers behalve aan eigen
domsbewijzen, was het archief der Fraterheeren rijk aan documenten
betreffende geestelijke gunsten en voorrechten, hun verleend door pausen
en bisschoppen, het kapittel van Deventer, de pastoors van Zwolle e.a.,
om niet te spreken van de akten en bescheiden, die betrekking hadden op
het bestuur der Broederschap en het jaarlijksche colloquium. Waar deze
laatste stukken zijn gebleven, weten wij niet. Vermoedelijk zijn ze na de
opheffing van de Overijsselsche huizen te Deventer, Zwolle en Hulsbergen
overgegaan in de handen van den pater generalis van het „Colloquium
Zwollense" en naar Emmerik of 's Hertogenbosch overgebracht. Maar
afgezien van deze laatste documenten, die feitelijk ook niet tot het archief
van het Fraterhuis te Zwolle behooren, staat het op grond van onder
zoekingen, door mij elders gedaan, vast, dat ook de door mij gepubli
ceerde reeks oorkonden van eerstgenoemden aard op lange na niet volledig
is 2). Om langdradige bewijsvoeringen te besparen, wijs ik op de berichten
in de Narratio voorkomende, b.v. over twisten en processen tusschen den
Zie de Inleiding tot de Narratio p. CLXI vv.
3) In het archief der R. K. parochie St. Michiel te Zwolle alleen bevinden
zich plm. 47 origineele oorkonden betreffende geestelijke voorrechten aan het
Fraterhuis geschonken. Vergl. de Inleiding tot de Narratio p. CLXXIIen: Hofman,
J. H„ De Broeders van 't gemeene leven en de Windesheimsche-KIoostervereeniging,
in: Archief voor de Geschiedenis van het Aartsbisdom Utrecht, deel II en V.