216 rechterlijke instellingen van Frankrijk, m. a. w. de Fransche „Verfassungs- geschichte", is toevertrouwd aan den oudsten in rang van de professoren Jules Roy, die tegelijkertijd ook aan de „Hautes Etudes" een hoogst be langwekkend college geeft over de geschiedenis der concilies in de 13de eeuw. De Inleiding in den archiefdienst is opgedragen aan een in den dienst van zijne wetenschap vergrijsden practicus, den archivaris Eugène Lelong. In den tweeden cursus begint tegelijkertijd een belangrijk college, dat ook nog in den derden wordt voortgezet, over de Fransche bronnenstudie, dat Prof. Dêlaborde houdt, die door zijn behandeling van eenige strijd vragen ook met Duitsche vakmannen in aanraking is gekomen. De derde cursus houdt zich bezig met archaeologie, rechtsgeschiedenis en bronnenstudie. Een leerling van den grooten Violet le Due, tegen woordig zelf als autoriteit op het gebied van Middeleeuwsche Fransche kunstgeschiedenis bekend, is Robert Lasteyrie, die hier dit vak behandelt. Burgerlijk en kanoniek recht zijn vertegenwoordigd door Prof. Violet, welbekend door zijn handboek van het laatstgenoemde vak. Reeds uit deze opsomming van de onderwerpen en de docenten, die ze onderwijzen, kan men de harmonische organisatie van het geheel opmaken, die voor een niet gering deel aan de beroemdheid zoo van vroegere en tegen woordige professoren van de school, als van vele harer leerlingen, hare wereldberoemdheid op wetenschappelijk gebied heeft te danken. Een blik in de van tijd tot tijd verschijnende berichten over de werk zaamheden van de „Ecole des Chartes" verschaft ons ook ten opzichte van het laatste punt eenige opheldering. We ontleenen aan de daar mede gedeelde opgave van de vroegere leerlingen van de „Ecole des Chartes" een rij van ook in het buitenland met roem bekende namenzoo bij voorbeeldde vroegere, op 't oogenblik reeds gestorven professoren van de inrichting: Boutaric, Qiry, Quicherat, Tardif, Mas—Latrie. Onder de levendenDelisle, Gaston Paris, Omont, Bémont en Picard, eene merkwaardige verschijning, zelfs in Frankrijk, want hij is een van de groote Parijsche uitgevers, en hij heeft in 't bijzonder de ontwikkeling der interpunctie tot het onderwerp van zijn historische studiën gemaakt, ein delijk twee vroegere Fransche ministers, Hanotaux en Pelletan. Boven dien zijn alle tegenwoordige professoren, evenals de secretaris van de school Morel-Fatio oud-leerlingen der inrichting. Ook eenige vreemde lingen vinden we in de promotie-opgave der vroegere leerlingen ver meld; zoo was de in 1900 gestorven professor in de hulpwetenschap pen der geschiedenis en de Romaansche philologie aan de universiteit van Czernowitz, Budinzsky, een leerling van de „Ecole des Chartes", en behalve hem zouden we nog de namen kunnen noemen van eenige Belgen, Zwit sers en Italianen. Tot onzen spijt konden we, wat betreft de „auditeurs libres" voor 217 wie de toegang bijna van het stichtingsjaar van de inrichting af, krachtens het besluit van 'tjaar 1823, open staat slechts enkele gegevens ver zamelen, daar de lijst van hen eerst sedert een paar jaar door Morel- Fatio, den tegenwoordigen secretaris van de „Ecole des Chartes" en professor aan de „Hautes Etudes Historiques", wordt bijgehouden. Even wel de reeds genoemde naam van Theodor von Sickel, den lateren directeur van het Oostenrijksche Historische Instituut te Rome, waaraan deze zijne aan de „Ecole des Chartes" opgedane ervaringen dienstbaar maakte, vervangt een geheele rij van andere namen. Drie leden van het leerarencorps aan de school, de directeur Paul Meijer, Robert Lasteyrie, en, sedert korten tijd, Elie Beroer zijn lid van de „Académie des inscriptions et belles lettres", en daardoor tevens „Meinbre de l'Institut", en zijn dus zoo de grootste eer deelachtig, die aan een geleerde in Frank rijk kan worden gegeven. De meeste professoren zijn ridder van het legioen van eer of althans officier de 1' académie. Spoedig na de oprichting van de school heeft zich uit den kring van de oud-leerlingen en de „archivistes-paléographes" het genootschap van de „Ecole des Chartes" gevormd, dat zich ten doel stelt gezellig, vriend schappelijk verkeer en wetenschappelijke gedachtenwisseling tusschen die leden onderling. In hoeverre het laatste doel werd bereikt, toont het best de door het genootschap elke drie maanden uitgegeven „Bibliothèque de 1' Ecole des Chartes", die, onder vakmannen zeer hoog geschat, met het loopende jaar tot jaargang 65 is gekomen. Waarlijk een soort van galerij van voorouders, waarop de thans levende generatie van de „Ecole des Chartes" met gerechtvaardigden trots en voldoening kan terugzien. Zoo nauw mogelijk is de „Ecole des Chartes" verbonden met het Fransche Instituut te Rome, de „Ecole de Rome", waarheen ze de keur van haar vroegere leerlingen zendt. Van de tegenwoordige professoren aan de oorkondenschool zijn Berger, Prou en Delaborde vroeger leden van de „Ecole de Rome" geweest. Ten slotte willen we nog een enkel woord zeggen over de methode, die door de docenten in de belangrijkste vakken wordt gevolgd. Het doel, met het onderwijs beoogd, is den leerling zoo snel mogelijk te oriënteeren in de hem voorgelegde oorkonden, hem te leeren deze zoo vloeiend mogelijk „a vue" te lezen en het stuk grondig en veelzijdig te analyseeren en te verklaren. Laten we nu zien, hoe dit doel op 't oogenblik in de Romaansche philologie, de Palaeographie en de Diplomatiek bereikt wordt. De docent in het eerstgenoemde vak heeft, om zoo te zeggen, de geheele ontwikkeling van zijn wetenschap mede gemaakt, was zelfs onder de allereersten, om daaraan mede te werken, en nog heden prijkt zijn naam naast dien van een Gaston Paris aan het hoofd van de door beide geleerden uitgegeven, met roem bekende revue „Romania". Ofschoon

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1905 | | pagina 7