212 de bestrijding van vervalschingen met betrekking tot den landbouw, de bevordering van afzet van landbouwproducten, internationale maatregelen en algemeene zaken, den landbouw betreffende, het stoomwezen, de inrichtingen, welke gevaar, schade of hinder kunnen veroorzaken (hinder wet), het mijnwezen, de visscherij de zeeschipperij, de binnenschipperij, de vaart buitengaats, het ijkwezen, den doortocht en het vervoer van landverhuizers, het vervoer, den in-, uit- en doorvoer, verkoop en opslag van buskruit en andere licht ontvlambare of ontplofbare stoffen, de kamers van koophandel en fabrieken, het Kon. Ned. Meteorologisch Instituut en de strandvonderij. De onder b bedoelde wetten en koninklijke besluiten betreffen de navolgende onderwerpen2) Het tegengaan van overmatigen en gevaarlijken arbeid van jeugdige personen en van vrouwen 3), de beveiliging bij het verblijven in fabrieken en werkplaatsen 4) en bij het uitvoeren van bouwwerken onder grooteren dan den atmosferischen luchtdruk 5), het verbod om phosphorlucifers te vervaardigen en de regeling van het vervoeren, invoeren en ten verkoop voorhanden hebben daarvan 6), de wettelijke verzekering van werklieden tegen geldelijke gevolgen van ongevallen in bepaalde bedrijven 7) en de kamers van arbeid. J. C. BETH. De „Ecole des Chartes" te Parijs.8) Zooals bekend is, herbergt de majestueuse Seine-stad, de „ville-lumière", zooals Victor Hugo haar noemt, naast haar even talrijke als uitnemende musea en kunstverzamelingen ook een enorm getal scholen van alle rangen en vakken, wetenschappelijke instituten en kostbare bibliotheken. Het schijnt bijna, alsof de tegenwoordige generatie den middeleeuwschen wereldroem van Parijs als de moederstad der meeste universiteiten van Middel-Europa in al hare schakeeringen heeft willen doen herleven. Mogen echter in andere millioenensteden van Europa op meer dan één gebied bij dit streven gevaarlijke mededingers naar den palm der J) Zie noot 6 op de voorgaande bladzijde. J) Koninklijk besluit 17 Februari 1906 (St.bl. no. 35). 3) Arbeidswet. Veiligheidswet. s) Wet van 22 Mei 1905 (St.bl. no. 143). 6) Phosphorluciferswet. Ongevallenwet. 8) Dit artikel van Dr. Gustav Gutmensch, leerling van de Ecole des Chartes, opgenomen in de Neue F rei e Pr esse van 15 Juli 1905, waarop de aandacht gevestigd is in de Bibliothèque de l'Ecole des Chartes LXV1 (1905), p. 758, is op verzoek der redactie vertaald door den heer L. Lasonder. 213 wetenschap tegen de Seine-stad zijn opgewassen, een van de laatste blijft haar tot nog toe onbetwist: het is haar in de geheele wereld unieke oor- kondenschool, de „Ecole des Chartes". Het denkbeeld van haar oprichting kwam, als het ware, als een ge pantserde Minerva uit het hoofd van Jupiter te voorschijn. Toen Pruisen na de katastrophen van Jena en Auerstadt stijf stond van Fransche bajonetten, kondigde te midden van het wapengekletter Napoleon een manifest af, dat tot doel had de krachtige bevordering van historische studiën door een vakschool. Dit geschiedde te Finkenstein op den lSden Maart 1807. Maar het spreekwoord „Inter arma silent musae" werd toch bewaarheid. Eerst aan de restauratie zou het gegeven zijn het plan tot werkelijkheid te maken, en pas op den 22sten Februari 1821 verscheen de koninklijke ordonnantie, die de school oprichtte. Voorloopig werd het onderwijs aan de „Ecole des Chartes" slechts door twee professoren aan twaalf bursianen gegeven en omvatte het slechts de lectuur en tekstver klaring van een bepaald getal uitgezochte oorkonden. Evenwel reeds na eenige jaren ging de school in die mate achteruit, dat ze, dank zij voor namelijk de bemoeiingen van den toenmaligen minister van onderwijs Guizot, op den 2den Januari 1830 opnieuw moest worden geopend. Meer malen werd haar budget in de Kamer van Afgevaardigden bedreigd slechts aan haar onvermoeiden verdediger is het te danken, dat haar bestaan werd verzekerd. In 1846 volgde haar reorganisatie. Reeds vroeger werd van de candidaten verlangd, dat ze 18 jaar oud en in het bezit van den graad van „bachelier ès lettres" zouden zijn. De rijksbeurs van sommige leer lingen bedroeg 800 frs.in 1849 werd aan de twee beste leerlingen in elk van de drie cursussen een beurs 'van 600 frs. toegekend. Oor spronkelijk was de „Ecole des Chartes" als vakschool voor de bibliothe carissen naast de koninklijke staatsbibliotheek (de tegenwoordige „Biblio thèque Nationale") gevestigd. Onder Napoleon III, die zijn belangstelling voor de school in verscheidene gewichtige besluiten kenbaar maakte (zoo b.v. in 1854 de examens regelde, in 1865 de afzonderlijke cursussen vast stelde, in 1869 een besluit afkondigde over de indeeling van de colleges), werd de school overgeplaatst naar de Rue Francs Bourgeois 58 naast de „Archives Nationales", die van het begin af aan in de nauwste betrekking hadden gestaan tot het personeel van de leeraren der school. In 1897 volgde ten slotte de overbrenging van de oorkondenschool naar haar tegenwoordig, prachtig verblijf in een vleugel van de nieuwe Sorbonne. Van een klassieke rust van den oud-eerwaardigen „mons scholarum" kan bij het reuzenverkeer in de Seine-stad moeielijk sprake zijn, en zoo stoort vaak genoeg het tot naar boven doordringende rumoer van een knarsenden kar, het geschreeuw der „camelots" of het „gezang" van een bedelaar de interessante uiteenzettingen van de docenten. De „Ecole des

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1905 | | pagina 5