210 koloniën op 1 October 1831 bij het Departement van nationale n ij v e r h e id en koloniën2), en op 1 Januari 1834 bij het Departement van buitenlandsche zaken 3). De administratie van de nationale n ij verheid, waaronder handel en spoorwegen, werd bij Koninklijk besluit van 4 Februari 1841, no. 101, 4) opgeheven en ontbonden. Aan het Departement van binnen la ndsche zaken werd opgedragen al hetgeen betrof den landbouw, de veeteelt, 's rijks veeartsenij school en de daaraan verbonden inrichting tot veredeling der schapen rassen, de correspondentie met commissiën van landbouw en de kamers van koophandel en fabrieken, de verzamelingen van modellen te Utrecht en 's Gravenhage, de tentoonstellingen van voorwerpen van inlandsche nijverheid, het technische gedeelte der nijverheid 5), de premiën en het viseeren van de certificaten van oorsprong voor goederen bestemd voor Nederlandsch-lndië. Aan het Departement van justitie werd opgedragen de beoordeeling der vennootschappen van koophandel. Het Departement van financiën werd belast met al wat tot het tarief der in- en uitgaande rechten behoorde, de Rijn-, Schelde- en Maasvaart, en den dienst der stoomslepers op de Waal. Alles wat de handelsberichten en de commerciëele negotiatiën betrof, mitsgaders de daarmede in verband staande aanrakingen met vreemde mogendheden, alsmede de huishoudelijke aangelegenheden van de consu laten in den Levant, bleef aan het Departement van buiten landsche zaken opgedragen. Bij Koninklijk besluit van 6 November 1877 (St.bl. no. 194) werd de zorg voor de uitvoering der wetten en wettelijke verordeningen betreffende de spoorwegen, de openbare middelen van vervoer, de scheepvaart, de zeevis- scherijen, de stoomtoestellen, de inrichtingen, welke gevaar, schade of hinder kunnen veroorzaken, het ijkwezen, de landverhuizers, het mijnwezen, de octrooien, de kamers van koophandel en fabrieken, de strandvonderij, het red dingswezen en andere handels- en nijverheidszaken van het Departement van binnenlandsche zaken overgedragen aan het nieuw opgerichte Depar tement van waterstaat, handel en n ij verheid, terwijl de zaken betreffende de posterijen, de telegrafie, de Rijn-, Maas- en Scheldevaart van het Departement van financiën werden overgedragen aan bovengenoemd nieuw opgericht departement. 6) Een gedeelte der werk- Koninklijk besluit 29 December 1829, no. 4. 2) Koninklijk besluit 12 Juli 1831, no. 31. 3) Koninklijk besluit 12 October 1833, no. 77. 9 Bijv. St.bl. XXV11I, 108. s) Hieronder waren de spoorwegen begrepen. 6) Zie de Wet van 19 December 1877 (St.bl. no. 285). 211 zaamheden van de bij het Departement van waterstaat, handel en nijverheid bestaan hebbende afdeeling Arbeid en fabriekswezen (nl. de zorg voor de uitvoering der arbeidswet, der veiligheidswet, der phosphor- lnciferswet, der wet op de Kamers van arbeid en der ongevallenwet) werd bij Koninklijk besluit van 26 Augustus 1901 (St.bl. no. 206) overgebracht naar het Departement van binnenlandsche zaken, terwijl alles wat betrek king had op den landbouw, tuinbouw, houtteelt, de veeteelt, de honds dolheid, het veeartsenijkundig staatstoezicht, de jacht en visscherij het staatsboschbeheer 2) en het onderwijs in landbouw- en veeartsenijkunde van het Departement van binnenlandsche zaken werd overgebracht naar het Departement van waterstaat, handel en nijverheid. Het Departement van landbouw, nijverheid en handel werd ingesteld bij Koninklijk besluit van 7 September 1905 (St.bl. no. 264) met ingang van dien dag. Aan dat departement werd opgedragen de zorg voor de uitvoering van a. de wetten en Koninklijke besluiten, die behandeld werden bij de afdeelingen „Landbouw" en „Handel en Nijverheid" van het Departement van waterstaat, handel en nijverheid 3) b. de wetten en Koninklijke besluiten, die behandeld werden bij de afdeeling „Arbeid" van het Departement van binnenlandsche zaken c. de verdere bestuurshandelingen, die verband houden met de onder a of b bedoelde wetten of Koninklijke besluiten. De onder a bedoelde wetten en Koninklijke besluiten betreffen de navolgende onderwerpen4) het landbouwonderwijs, den phytopathologischen dienst, den dienst der rijks land- en tuinbouwleeraren, de opleiding en uitzending van aspirant rijks land- en tuinbouwleeraren, het landbouwcrediet, de paarden-, rundvee-, schapen- en varkensfokkerij, het veeartsenijkundig staatstoezicht en de veeartsenijkundige politie, de uitoefening der veeartsenijkunde, de veeartsenijkundige politie ten opzichte van paarden van het leger, de hondsdolheid bij honden en katten, de keuring van vee en vleesch, het beheer van de rentambten en den Scheurpolder, het staatsboschbeheer 0), de bevloeiïngen, de maatregelen op zuivelgebied (boterwet), de bescherming van diersoorten, nuttig voor landbouw of houtteelt, de wering van voor land-, tuin- of boschbouw schadelijke dieren (druifluis, coloradokever, San José-schildluis) en van plantenziekten, de jacht de landbouwlaboratoria, Zie Ned. Arch.blad 1904/1905, bladz. 206, noot 2. 2) Zie als voren, noot 3. 3) Thans Departement van waterstaat. 4) Koninklijk besluit 17 Februari 1906 (St.bl. no. 35). s) Zie Ned. Arch.blad 1904/1905, bladz. 206, noot 3. 6) Zie als voren, noot 2.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1905 | | pagina 4