208 deputeerden uit Holland zitting namen. Kamers van koophandel werden in onderscheidene steden opgericht 2), terwijl Rechtbanken van koophandel werden ingesteld. 3) Naar aanleiding van het Keizerlijk decreet van 22 Januari 1811 4) werd bij Keizerlijk decreet van 19 Januari 1812 5) een Ministre des manufactures et du commerce benoemd, wiens werkzaam heden bepaald werden als volgtB) „Les attributions du ministre des manufactures et du commerce se composeront 1 De la direction et de l'administration du commerce, de son mou vement dans les ports et dans les diverses places de l'intérieur, des manufactures, des réglémens de police qui y sont relatifs, de la nomination des commissaires, courtiers et agens de change, de la formation des manufactures de produits indigènes, de l'examen des divers procédés d'amélioration des fabriques 2°. De la surveillance de l'administration des douanes, du personnel de cette administration, de la proposition des tarifs et de tous les réglémens relatifs a eet objet 7) 3°. De la surveillance relative aux approvisionnemens généraux de l'Empire, aux mouvemens a l'entrée et a la sortie des denrées 4°. De la correspondance avec nos consuls prés les puissances étrangères sur les affaires du commerce 5°. Du rapport de toutes les affaires soumises ou a soumettre a notre conseil des prises et dont il y aura lieu a nous rendre compte." Keizerlijk decreet 18 October 1810, art. 37. 2) Het besluit van 24 December 1802 (Bull, des lois no. 238) bevatte de grond slagen der kamers van koophandel. De kamers te Amsterdam en Rotterdam zijn opgericht bij art. 36 van het Keizerlijk decreet van 18 October 1810. Bij Koninklijke besluiten van 8 October 1815 (Handl. St. best. IV, 443), 9 November 1851 (St.bl. no. 142) en 4 Mei 1896 (St.b. no. 76) zijn reglementen voor de kamers van koop handel en fabrieken vastgesteld. 3) De rechtbanken van koophandel te Amsterdam, Utrecht, Haarlem, 's-Graven- hage, Rotterdam, Dordrecht, Arnhem, Zwolle, Leeuwarden, Groningen, Leiden en Middelburg werden ingesteld bij Keizerlijke decreten van 18 October 1810, 20 Decem ber 1812 en 17 April 1812. Het toezicht op die rechtbanken behoorde aan het Hoofd van het Departement van Justitie. Zij zijn na 1813 successievelijk bij onder scheidene besluiten opgeheven. 3) Buil. des lois no. 415. 5) Bull, des lois no. 415. 6) Keizerlijk decreet 19 Januari 1812 (Buil. des lois no. 415). 7) Krachtens besluit van den Prins-Aartsthesanrier van 7 December 1810, no. 4, stond de directie der douanes in Holland onder het toezicht van den Staatsraad, Intendant-generaal der financiën. 209 2. 1813—1905. De zaken van den landbouw en de n ij verheid, die op 1 December 1813 waren opgedragen aan den Commissaris- generaal voor de binnenlandsche zaken, werden op 1 April 1818 gebracht bij het Departement van onderwijs, nationale n ij verheid en koloniën2), op 1 April 1824 bij het Departement van de nationale n ij verheid en de koloniën 3), op 9 April 1825 bij het Departement van binnenlandsche zaken, onderwijs en waterstaat 4), op 1 Januari 1830 bij het Departement van de nationale n ij verheid, den waterstaat en de koloniën5), op 1 October 1831 bij het Departement van de nationale nijveaheid en de koloniën li), en op 1 Januari 1834 bij het Departement van buiten landsche zaken 7). De zaken van koophandel werden bij Souverein besluit van 6 April 1814, no. 5, opgedragen aan het Departement van koop handel en koloniën, terwijl een Raad van koophandel en koloniën werd ingesteld 8), aan wien werd opgedragen om het Hoofd van genoemd departement te dienen van consideratiën en advies in alle zaken betreffende de algemeene belangen van den koophandel en de daar aan verbondene scheepvaart. De kamers van koophandel stonden in onmiddellijke betrekking tot dien raad. Met ingang van 1 April 1818 werd de administratie van den koop handel gebracht bij het Departement van onderwijs, natio nale nijverheid en koloniën0), op 1 April 1824 bij het Departement van nationale nijverheid en koloniën 10), op 9 April 1825 bij het Departement van binnenlandsche zaken, onderwijs en waterstaat 1op 1 Januari 1830 bij het Departement van nationale n ij verheid, waterstaat en Besluit Algemeen Bestuur 1 December 1813. 2) Koninklijk besluit 19 Maart 1818. 3) Koninklijk besluit 30 Maart 1824, no. 109. Koninklijk besluit 5 April 1825, no. 88. 5) Koninklijk besluit 29 December 1829, no. 4. 6) Koninklijk besluit 12 Juli 1831, no. 31. 7) Koninklijk besluit 12 October 1833, no. 77. 8) Souverein besluit 6 April 1814, no. 5. Instructie vastgesteld bij Souverein besluit van 25 Juni 1814, no. 66. De raad van koophandel en koloniën is met ingang van 1 October 1820 ontbonden (Koninklijk besluit 25 Juli 1820, no. 68). 9) Koninklijk besluit 19 Maart 1818. 10) Koninklijk besluit 30 Maart 1824, no. 109. Bij Koninklijk besluit van 29 Maart 1824, no. 163, werd eene Nederlandsche Handelmaatschappij opgericht. Zie ook Koninklijk besluit 18 Augustus 1824 (Bijv. St. bl. XI, 626). Koninklijk besluit 5 April 1825, no. 88.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1905 | | pagina 3