206 o. m. belast met de zorg, dat alle pogingen werden aangewend om den staat van den landbouw, de fabrieken en de trafieken te verbeteren en met het toezicht op de tentoonstellingen van voortbrengselen van den nationalen grond en vlijt. Hij werd geassisteerd door een commissaris van den land bouw en een commissaris voor het fabriekswezen 2). Met het toezicht op de zeevaart in de Middellandsche zee en met de zorg, dat de overeenkomsten met andere Staten, in het belang van den handel aan te gaan, de belangen van den nationalen landbouw en van de fabrieken en trafieken niet benadeelden, was de Minister van buiten- landsche zaken belast. Na de inlijving van het voormalig koninkrijk Holland bij Frankrijk werden de n ij verheidszaken aan den Minister van binnen- landsche zaken van het Fransche keizerrijk toevertrouwd, maar in 1812 werd de Minister van fabrieken en koophandel met de behandeling dier zaken belast. 3) Kamers van fabrieken werden in onderscheidene steden opgericht. 4) De zaken van den landbouw bleven aan den Minister van binnen- landsche zaken opgedragen. De bevordering van den koophandel werd in 1799 opgedragen aan den Agent van nationale oeconomie. 5) Adviezen werden hem verstrekt door eene Commissie, wier leden door het Uitvoerend Be wind werden benoemd. Na de opheffing van het agentschap der nationale oeconomie werd de Raad van binnenlandsche zaken6) met het toezicht over den koophandel belast. Na ontbinding van dien Raad, werd dat toezicht opgedragen aan den Secretaris van Staat voor de binnenlandsche zaken. 7) Het beheer der zaken van den handel op Oost-Indië werd gevoerd door het op den 24sten December 1795 ingestelde Committé tot de zaken van den Oost-Indische n handel en bezittingen Instructie van 24 Maart 1806, no. 2a. 2) Instructie van 19 Mei 1806, no. 6a. 3) Keizerlijke decreten van 22 Juni 1811, 16 Januari 1812 en 19 Januari 1812. Kamers van fabrieken werden opgericht krachtens de wet van 12 April 1803 (Buil. des lois no. 270). De organisatie dier kamers werd vastgesteld bij arrêté van 29 Juli 1803 (Buil. des lois no. 466). Zie de Koninklijke besluiten van 8 October 1815 (Handl. St. best. IV, 443), 9 November 1851 (St. bl. no. 142) en 4 Mei 1896 (St.bl. no. 76), waarbij reglementen voor de kamers van koophandel en fabrieken zijn vastgesteld. 5) Benoemd 31 Mei 1799, in functie getreden 5 Juni 1799, ontslagen 2 October 1801. Instructie van 16 April 1799. Met de waarneming van het agentschap werd de Agent van de nationale opvoeding op den 2 October 1801 belast. Zie de beschrijving van het Departement van binnenlandsche zaken. 6) Ingesteld 3 December 1801, met ingang van 8 December 1801. Opgeheven 1 Mei 1805. Instructie van 8 Juli 1802. r) Benoemd 30 April 1805. Instructie van 7 Juni 1805. 207 en werd in 1800 opgedragen aan den Raad der Aziatische bezit tingen en etablissementen. De bevordering van den handel op de West-Indische koloniën en bezittingen werd in 1798 opgedragen aan een Intermediair bestuur 2) en in 1800 aan den Raad der Ameri kaanse he koloniën en bezittingen3). Het Departement van buitenlandse he zaken behan delde de zaken betreffende den handel in den Levant. In Juli 1806 werd het Departement van binnenlandsche zaken ont heven van de behandeling der zaken van den koophandel, terwijl de Raden der Aziatische bezittingen en etablissementen en der Amerikaansche koloniën en bezittingen met ingang van 1 Augustus 1806 werden opgeheven. 4) De zaken van den koop handel werden vereenigd met die der koloniën en opgedragen aan het nieuw opgerichte Departement van koophandel en koloniën.5) De leden der hierboven genoemde Raden werden bij dat departement werkzaam gesteld. 6) Behalve door een Secretaris-generaal en drie chefs van divisie werd de Directeur-generaal van koophandel en koloniën, die bij Koninklijk decreet van 29 Juli 1806, no. 46, den titel van Minister verkreeg, geassisteerdvoor de Oost-Indische zaken door eene Kamer van koophandel en eene Kamer van rekening, en voor de West-Indische zaken door eene Kamer van rekening. Die kamers waren belast met het beleid der financiën en van alle zaken den koophandel betreffende en met de zorg van verzending, ontvangst en verkoop van koopmanschappen. In Januari 1808 werden de zaken van den koophandel opgedragen aan het Departement van marine en koloniën.8) De Minister van marine en koloniën van het voormalig koninkrijk Holland werd op 1 Januari 1811 vervangen door den Minister van marine en koloniën van het Fransche keizerrijk, die te Parijs resideerde. Aan dien Minister werd een Raad van koophandel toegevoegd lu), waarin acht ge- Art. 249 Staatsregeling 1798, art. 47 Staatsregeling 1801. Besluit Uitvoerend Bewind 6 Mei 1800, no. 41. Instructiën van 11 April 1800 en 17 Maart 1804. 2) Publicatiën van 26 Februari en 21 Maart 1798. 3) Art. 225 Staatsregeling 1798. Art. 47 en 48 Staatsregeling 1801. Besluit Uitvoerend Bewind 29 December 1800, no. 56. Uit eene missive van dien Raad van 26 Augustus 1805 blijkt, dat geene instructie bestond. 4) Koninklijk decreet 29 Juli 1806, no. 47. 5) Koninklijke decreten 25 Juni 1806, no. 10, en 6 Juli 1806, no. 1. 6) Koninklijk de&eet 29 Juli 1S06, no. 47. 7) Koninklijk decreet 12 Juli 1806, no. 8. 8) Koninklijk decreet 8 Januari 1808, no. 7. 9) Keizerlijk decreet 18 October 1810. 10) Opgericht bij Keizerlijk decreet van 27 Juni 1810.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1905 | | pagina 2