is kennismaking, onderzoek, en eerlijke critiek ook hier op zijn plaats." Naar aanleiding van de in druk verschenen „Actes" van het Luiksche Congres Aug. 1905, wijst de heer dr. De Boer op een nieuwe manier van fotografeeren van handschriften, eenvoudig en goedkoop, en dus vooral toe passelijk in die gevallen, wanneer men aan ééne reproductie genoeg heeft. De heer Van der Ven had reeds aangetoond in zijn rapport (blz. 164 van de „Actes"), dat men door middel van een prisma direkt op papier, wit op zwart kon fotografeeren; een wijze van reproduceeren, die reeds op de Vaticana en elders in gebruik is. Nog goedkooper evenwel wordt de zaak, als men in plaats van een prisma een spiegel gebruikt. Dit wordt uitvoerig toegelicht door prof. Wiedemann te Erlangen in de Januari-afleve- ring van het „Zentralblatt für Bibliothekswesen". Dr. De Boer heeft vol gens deze aanwijzingen gewerkt en met primitieve middelen, voor nog geen 10 cent per opname, bruikbare fotografieën verkregen, waarvan een der eerste proeven op blz. 65 op verkleinde schaal wordt weergegeven. Paul Fredericq. Corpus documentorum Inquisitionis haereticae pravi- tatis Neerlandicae. Derde deel. - Gent, Vuylsteke; 's Gravenhage, Nijhoff, 1906. Het derde deel van deze belangrijke uitgave is een aanvulling van de beide eerste deelen, die de stukken bevatten betreffende de oude pauselijke en bisschoppelijke inquisitie der middeleeuwen tot aan den tijd van Karei V, 1025—1520. Nadat reeds eenige jaren geleden deel IV en V van de tweede reeks„Tijdvak der Hervorming in de zestiende eeuw" verschenen waren, brengt het derde deel thans een nieuw bijvoegsel van 149 stukken over de jaren 1236—1513, dat de eerste reeks voorloopig zal besluiten. e uitgever twijfelt niet, of er zullen hier en daar nog wel vele onbekende stukken opduiken. Met gerechtvaardigde fierheid verklaart hij evenwel, dat hi] reeds veel meer heeft kunnen geven, dan hij voor zoowat twintig jaren toen hij zijne studie begon, dorst hopen. Zelfs tusschen het afdrukken van' den tekst en het afdrukken van het register werden nog drie stukken ver regen en geheel vóór in het werk opgenomen, terwijl reeds na het afdrukken van de eerste 137 stukken nog een negental inkwamen, die als aanhangsel op deze volgen. Algemeene lijsten van inquisiteurs, ketters en ketterijen, behoorende bij de eerste drie deelen, zijn aan dit deel toege voegd, evenals een algemeene chronologische lijst der stukken en een algemeen register. De aangehaalde handschriften en drukwerken zijn even eens opgegeven. Uit alles blijkt, met hoe groote nauwgezetheid de Gentsche hoogleeraar en zijn staf van leerlingen deze uitgave, die voor de kennis onzer geschiedenis van zoo groote beteekenis is, bewerkt hebben. H. Nelis. Le commencement de l'année du Vendredi Saint a Tournai au XlVe siècle. (Annales de la société d'émulation a Bruges.) 253 Door veelvuldige nasporingen in het gemeentearchief van Doornik is het den heer Nelis mogen gelukken over de bekende kwestie van den Door- nikschen stijl eenig nieuw licht te ontsteken. Zooals men weet, zou volgens den abt Gilles li Muisis, den Doornikschen kroniekschrijver, in de veer tiende eeuw het jaar niet begonnen zijn op Zaterdag vóór Paschen maar reeds den vorigen dag, op Goeden Vrijdag, na de noenmis. En dit zou dan niet alleen het geval zijn in Doornik en omgeving, maar ook in Frank rijk, Vlaanderen en andere streken, en niet als een uitzondering maar als vaste gewoonte. Deze laatste bewering is beslist onjuist. Dat echter in Doornik zelf het jaartal meermalen (assez souvent) op Goeden Vrijdag- wisselde, toont de heer Nelis met vier veertiendeeeuwsche akten, verleden voor schepenen of gezworenen dier stad, overtuigend aan. Daartegenover staat echter, dat soms de jaarsverwisseling beslist op Zaterdag vóór Paschen moet hebben plaats gevonden. Ook dit wordt met eenige akten gestaafd. De schrijver concludeert derhalve, dat op beide dagen het nieuwe jaar kon beginnen, èn op Goeden Vrijdag èn op Zaterdag vóór Paschen. Maar het is vooralsnog niet uit te maken, aan welken van beide men hiervoor de voorkeur gaf. Annales de l'Est et du Nord. Deuxième Année, Nr. 1. Janvier 1906. Paris-Nancy, Berger-Levrault et Cie. De heer Finot wijdt een opstel aan den vrede van Arras (1414 1415) en wijst daarbij vooral op het aandeel, dat Thierry Gherbode in de onderhandelingen had. Deze was secretaris en raadsman van Filips den Stoutmoedige en Jan zonder Vrees en tevens belast met de zorg voor de Vlaamsche charters, waarvan hij een inventaris liet opmaken, den oudsten, die tot ons gekomen is (Archives du Nord, Chambre des Comptes B. 113). Zijn biografie is voor eenige jaren uitgegeven door De Coussemaker. Over den afstand van eenige „pagi" van Westelijk Fotharingen door Otto I aan Fodewijk van Overzee, 940942, handelt op blz. 81 vlg. de heer R. Parisot. Het levensbericht van Félix Brassart, den onlangs overleden archivaris van Douai, bevindt zich op blz. 154 vlg. Revue Bleue. Tome V. 5e série, nr. 4, 2 7 Janvier 1906. Paris. Rue de Chateaudun, 41 bis. 9 Voor de verwisseling van het jaar met Paschen wijst de heer Nelis in een noot op blz. 2 nog op een vrij onbekenden tekst van den grooten Iiturgist der 13de eeuw Guillaume Durand: „In cereo etiam affigitur tabula sen charta scripta quae sio-nificat tabulam in qua Pilatus scripsit: Jesus Nazarenus,^ Rex Judaeoium Et cum cereus Christum significet, merito in dicta tabula inscribitur annus Domini tunc currens, cum ejus incarnatione: quia in cereo notat quod Christus est annus antiquus et magnus, plenus dierum Ik heb deze noot overgesclueven om de aandacht te vestigen op de woorden annus Domini tunc ciirrens, die pleiten voor de meening van den heer Fruin (Archievenblad XIV, blz. 177 vlg.,, dat de Paaschkaars en het Paaschjaar niet met elkander in verband staan. 252

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1905 | | pagina 25