226
dens goedkeuring der desbetreffende overeenkomsten door en het verdere
toezicht van Gedeputeerde Staten.
Artikel 18.
Bij gebleken voortdurende verwaarloozing van de zorg voor het ge
meentearchief kan door Ons worden bepaald, Gedeputeerde Staten gehoord,
dat tot nadere beschikking het archief geheel of gedeeltelijk ter bewaring
naar een telkens aan te wijzen Rijksarchief-depot zal worden overgebracht.
Artikel 19.
Aan gemeenten, welke ten opzichte harer archieven voldoen aan hare
verplichtingen, kunnen de rechterlijke archieven weder in bruikleen worden
gegeven, indien de daarbij betrokken gemeente daartoe tot Ons het ver
zoek richt.
De voorwaarden, waaronder aan een dergelijk verzoek gevolg kan
worden gegeven, worden door Ons nader geregeld.
TITEL IV.
Van de archieven van Waterschappen, Veenschappen en Veenpolders.
Artikel 20.
De besturen der waterschappen, veenschappen en veenpolders zijn
verplicht zorg te dragen voor de archieven dier instellingen.
Artikel 21.
Ter uitvoering daarvan belast zoodanig bestuur, bij aan Gedeputeerde
Staten mede te deelen instructie, met het beheer van het archief den
secretaris of een bijzonder daartoe aangewezen medelid.
Ook kan het uitlokken de benoeming van een archivaris, die volgens
dergelijke instructie, met het beheer der in het archief-depot overgebrachte
bescheiden zal zijn belast.
Artikel 22.
Het toezicht op de behoorlijke uitoefening der in art. 20 aan de
bedoelde besturen opgedragen zorg wordt door Gedeputeerde Staten
voor zoover de in het archief-depót overgebrachte bescheiden betreft,
den rijksarchivaris in de provincie gehoord - uitgeoefend overeenkomstig
de regelen, door Ons vast te stellen.
In geval van toepasselijkheid der artikelen 63 vlg. van de wet van
10 November 1900 (Staatsblad no. 176) worden gehoord de Rijksarchiva
rissen in de provinciën, wier Gedeputeerde Staten de beslissing moeten nemen.
Artikel 23.
Bij gebleken voortdurende verwaarloozing dier zorg kan door Ons
worden bepaald, Gedeputeerde Staten gehoord, dat tot nadere beschikking
227
het archief geheel of gedeeltelijk ter bewaring naar een telkens aan te
wijzen Rijksarchief-depót zal worden overgebracht.
Slotbepaling.
Artikel 24.
Deze wet treedt in werking op
Memorie van Toelichting.
Dat eene regeling van het Nederlandsche archiefwezen bij de wet
wenschelijk is, wordt steeds meer en door meerderen erkend. Zoolang
tusschen de deskundigen zeiven in de eerste plaats omtrent de groote
hoofdbeginselen van het archiefwezen verschil van inzicht bestond, gelijk
dat nog voor eenige jaren het geval was, was het echter ongewenscht,
dat de wetgever ingreep en eene bindende beslissing nam.
Nu zijn evenwel in de laatste jaren door de archivarissen zeiven en
andere deskundigen op het gebied van het archiefwezen verschillende
onderwerpen aan uitvoerige gedachtenwisseling onderworpen, en, hoewel
in detailzaken geschilpunten zijn blijven bestaan, is in vele andere andere
opzichten eene communis opinio onder hen gevormd het zijn deze punten
en zij gelden allen de hoofdbeginselen welke eene wettelijke regeling
behoeven, om daardoor sanctie te geven aan hetgeen als juist en als
wenschelijke grondslag voor het Nederlandsche archiefwezen wordt erkend,
en de noodige stabiliteit te verkrijgen voor dezen gewichtigen tak van
staatsdienst.
Vragen van uitvoering en verschillende détailpunten blijven dan over
ter regeling: zij behooren niet bij de wet, maar bij Koninklijk Besluit
te worden vastgesteld.
De groote beginselen, waarom het hier gaat, gelden niet alleen de
Rijksarchieven, maar mutatis mutandis tevens die der gemeenten, water
schappen en andere publiekrechtelijke lichamen. Nu wordt overgegaan
tot eene regeling van het Nederlandsche archiefwezen bij de wet, dienen
daarin te worden opgenomen niet alleen regelen omtrent eerstgenoemde,
maar ook omtrent de andere genoemde verzamelingen. Althans voor
zoover de Rijkswetgever daartoe bevoegd is.
Die eenheid van regeling wordt te meer geboden door de overweging,
dat het behoud, het onderhouden, het bestudeeren en de verdere raad
pleging der gemeentearchieven en waterschapsarchieven niet is een locaal
belang alleen, maar een algemeen, een Rijksbelang tevens, met het oog
op het onderzoek naar rechten van den Staat en van particulieren (jacht
en tiendrecht, vicariegoederen, familiebeurzen, erfrecht) en op nasporingen