222
bijv. de aanneming van eene alphabetische volgorde, ernstige overweging
verdienen, dat bij sommige termijnen eenige verlenging wel aanbevelens
waardig is, omdat het einddoel, de vernietiging van waardelooze papieren,
er ten slotte evengoed mede wordt bereikt, doch dat er ook een aantal
opmerkingen zijn gemaakt, waarop enkel valt te antwoordenvariis modis
bene fit.
Wij hopen, dat de door den heer Beth gemaakte opmerkingen onder
de aandacht van Zijne Excellentie den Minister van Binnenlandsche Zaken
of van hen, die door den Minister met de verdere behandeling dezer zaak
worden belast, zullen worden gebracht, en willen van onze zijde daartoe
gaarne pogingen in 't werk stellen.
J. A. FE1TH.
A. C. BONDAM.
Ontwerp van wet tot regeling van het Nederlandsche
archiefwezen.
Wij WILHELMINA, enz.
Allen die, enz.
Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenschelijk is,
het Nederlandsche Archiefwezen te regelen bij de Wet,
Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij
goedvinden en verstaan bij deze
TITEL I.
Algemeene Bepalingen.
Artikel 1
De in deze wet behandelde en naar de verschillende daarbij aange
wezen depots overgebrachte archieven zijn, onder voorbehoud der bij de
overbrenging vastgestelde regelen, openbaar en voor een ieder toegankelijk.
Een Koninklijk Besluit regelt de bevoegdheid der beheerders in de
verschillende depots om in bijzondere gevallen van dit beginsel af te wijken.
Artikel 2.
De archieven, welke krachtens overeenkomsten met of ingevolge be
schikkingen van particuliere instellingen of personen worden opgenomen
In het jaar 1900 werd door het Bestuur der Vereeniging van Archivarissen
eene commissie benoemd, aan welke de opdracht gegeven werd eene regeling van het
Nederlaudsch archiefwezen bij de wet te ontwerpen. Eerst dezer dagen is de com
missie, samengesteld uit de buitengewone leden Mrs. S. Gratama en J. E. Heeres
en de gewone Mrs. R. Fruin, J. C. Overvoorde en A. Telting, met hare taak
gereed gekomen en heeft zij het hier afgedrukte stuk bij het Bestuur ingediend.
223
in de in deze wet bedoelde archief-depots, zijn onderworpen aan dezelfde
bepalingen als de daarin door de bevoegde autoriteit geplaatste, behoudens
de bijzondere voorwaarden, in die overeenkomsten of beschikkingen vervat.
Artikel 3.
Een Koninklijk Besluit regelt de eischen, te stellen voor de benoem
baarheid tot wetenschappelijk ambtenaar aan de in deze wet bedoelde depots.
Artikel 4.
Tot het opmaken en afgeven van authentieke afschriften der tot een
archief behoorende bescheiden is hij bevoegd, die met het beheer daarvan
is belast. Behoudens dat die van bescheiden, dagteekenende van vóór 1700,
behoorende tot een archief, niet staande onder het beheer van een weten
schappelijk ambtenaar, zooals bedoeld wordt in art. 3, daartoe voor „gezien"
zullen moeten worden geteekend door den Rijksarchivaris in de provincie
of een hem vervangend ambtenaar, welke aan de in artikel 3 bedoelde
eischen zal hebben voldaan.
TITEL II.
Van de Rijksarchieven.
Artikel 5.
Te 's-Gravenhage is gevestigd het Algemeen Rijksarchief-depöt.
In elke hoofdplaats eener provincie is een Rijksarchief-depöt gevestigd.
Het Algemeen Rijksarchief-depöt te 's-Gravenhage kan tevens worden
aangewezen als Rijksarchief-depot voor de provincie Znidholland.
Artikel 6.
Wij behouden Ons de bevoegdheid voor om ten behoeve van locale
archieven ook elders in de provinciën Rijksdepöts te vestigen.
Artikel 7.
Het Algemeen Rijksarchief-depöt te 's-Gravenhage is bestemd tot be
waring van de archieven der centrale en andere besturen, zooals die in
de volgende alinea's van dit artikel zijn omschreven
1 de archieven der voormalige centrale besturen
2°. de archieven der tegenwoordige centrale besturen, voor zoover
zij niet onder die besturen berusten
3°. de archieven der besturen (colleges of personen), wier rechten
of functiën op de sub 1 vermelde besturen zijn overgegaan
4°. de archieven der besturen (colleges of personen), wier rechten
of functiën op de sub 2Ü. vermelde besturen zijn overgegaan, voor zoover
zij niet onder die besturen berusten;