158
X.
Eerediensten.
1. 1798—1813.
De zorg voor den openbaren eeredienst werd opgedragen: in 1798
aan den Agent van inwendige politie in 1801 aan den Raad
van binnenlandsche zaken, in 1805 aan den Secretaris van
Staat voor de binnenlandsche zaken en in 1806 aan den Minis
ter van binnenlandsche zaken.
Bij Kon. decreet van 11 Mei 1808, no. 4, werd een afzonderlijk
Ministerie van openbaren eeredienst ingesteld 2), dat op den
22en Mei 1809 werd opgeheven. De zaken van den eeredienst werden
toen vereenigd met de binnenlandsche zaken. 3)
Na de inlijving van het voormalig Koninkrijk Holland bij Frankrijk
werd het toezicht op den openbaren eeredienst opgedragen aan den
Minister van eeredienst van het Fransche Keizerrijk, 4) die
belast was met „la présentation des projets de lois, régiemens, décrets et
décisions touchant la matière des cultes; la proposition et la nomination
de l'Empereur des sujets propres a remplir les places de ministres des
différens cultes, l'examen avant leur publication en France de tous les
rescripts, bulles et brefs du Pape", etc.
2. 18131871. Hervormde- en andere eerediensten
(behalve die der Roomsch-Catholieken).
De behandeling der zaken van de Hervormde en andere eerediensten,
behalve die der Roomsch-Catholieken, werd bij besluit van het Algemeen
bestuur van 1 December 1813, no. 26, opgedragen aan den Commis
saris-generaal voor de binnenlandsche zaken en bij Souv.
besluit van 6 April 1814 aan den Secretaris van Staat voor de
binnenlandsche zaken.
Het beheer dier zaken werd bij Kon. besluit van 16 September 1815,
la H., van het Departement van binnenlandsche zaken afgescheiden en
daarvoor een afzonderlijk Departement ingesteld, waarvan het beheer pro
visioneel werd opgedragen aan den Commissaris-generaal voor het onder-
Zie de beschrijving van het Departement van binnenlandsche zaken.
2) De Minister werd benoemd bij Kon. decreet van 15 Mei 1808, no. 2. De
organisatie van het departement en de verdeeling der werkzaamheden over drie
bureaux had plaats bij Kon. decreet van 25 Juni 1808, no. 23.
3) Zie ook Kon. decreet van 12 October 1809, no. 40.
Keiz. decreet 18 October 1810 (artt. 206 en 207).
159
wijs, de kunsten en wetenschappen, totdat op den 19en Maart 1819 een
Minister van Staat werd belast met de Generale directie der Her
vormde en andereniet-Roomsch-Catholiekeeeredien sten, ')2),
wiens opvolger den titel verkreeg van Minister voor de zaken der
Hervormde- en andere eerediensten, behalve de Roomsch
Kathol ij ke. 3)
Dat departement werd met ingang van 1 Juli 1862 opgeheven en
het beheer der zaken van de Hervormde en andere eerediensten, behalve die
der Roomsch-Catholieken, opgedragen aan het Departement van Justitie met
bepaling, dat deze zaken bij dat departement afzonderlijk zouden wor
den behandeld in de bureaux van het opgeheven departement, die eene
bijzondere afdeeling zouden uitmaken en waarvan de directie, onder
de bevelen van den Minister van Justitie, werd toevertrouwd aan een
hoofdambtenaar met den titel van Administrateur voor de zaken
der Hervormde en andere eerediensten, behalve die
der Roomsch Kathol ij ke. 4) Onder diezelfde bepalingen werd die
administratie met ingang van 1 Juni 1866 overgebracht naar het Departe
ment van financiën en gesteld onder het beheer van den Minister van
financiën 3), maar met ingang van 15 Januari 1868 gebracht bij het nieuw
opgerichte Departement voor de zaken der Hervormde
en andere eeredienstenbehalve die der Roomsch
Kathol ij ken 6), welk departement met ingang van 1 September 1868
werd opgeheven, terwijl het beheer der voormelde zaken weder aan het
Departement van financiën werd opgedragen. 7) Het politietoezicht op die
eerediensten werd met ingang van 1 Januari 1871 van het Departement
van financiën overgebracht naar het Departement van justitie. 8)
§3. 1813—1871. Roomsch-Catholieke eeredienst.
Het beheer der zaken van den Roomsch-Catholieken eeredienst werd
bij besluit van het Algemeen Bestuur van 1 December 1813, no. 26, op
gedragen aan den Commisaris-generaal voor de binnen-
Bij Kon. besluit van 13 October 1815 (Bijv. St. II, 2235) werd eene
provisioneele commissie voor de zaken der Indische kerken benoemd.
2) Organisaties der bureaux hadden plaats bij Kon. besluiten van 27 October
1815, no. 1, en 13 December 1823, no. 99.
3) Kon. besluit 18 October 1843 (Bijv. St. XXX, 653).
Kon. besluit 21 April 1862 (Stbl. no. 42).
5) Kon. besluit 1 Juni 1866 (Stbl. no. 85).
6) Kon. besluit 2 Januari 1868 (Stbl. no. 1).
7) Kon. besluit 29 Juli 1868 (Stbl. no. 115).
8) Kon. besluit 29 October 1870 (Stbl. no. 173).