148
in het laatst der 18e eeuw) vermeld wordt. Hoofdzaak was de doop,
de opneming van het kind in de Christelijke kerk; bijzaak de vermelding
van het feit in het kerkelijk register, om zoo noodig te eeniger tijd als
bewijs te dienen, dat de doop werkelijk was toegediend. Dat echter aan
die inschrijvingen geene groote waarde werd gehecht, blijkt uit de om
standigheid, dat zij niet gewaarmerkt werden door den dienstdoenden
predikant, wat o.a. bij het voltrekken van huwelijken wel plaats had, en
zeker niet minder uit het feit, dat, blijkens eene aanteekening in het
doopregister van 1636, gedurende drie maanden in den Dom geene
inschrijving heeft plaats gehad wegens ziekte van den koster!
Op welke wijze de inschrijving in het register plaats had, is niet met
zekerheid bekendhoogst waarschijnlijk geschiedde dit echter in de meeste
gevallen naar mondelinge mededeeling van de namen door de ouders of
getuigen. Dit vermoeden vindt zijn grond in de omstandigheid, dat dikwijls
de spelling der namen verschillend is, waar de uitspraak dezelfde blijft.
Bekend is het, dat men in de 17e en 18e eeuwen weinig waarde hechtte
aan zuivere spelling van namenniet zeldzaam is het in dezelfde officieele
rechterlijke akte op drie of vier plaatsen den naam van een der comparanten
verschillend geschreven te vinden. Ook de kerkelijke doopregisters geven
hiervan overvloedig bewijzende naam van den Utrechtschen schilder
Gilles de Hondecoutre wordt daarin aangetroffen in 1632 Hondecoutre,
1633 Hondecauteren, 1637 Honpekootre, 1638 Hondecoter, 1641
Hoendecoeter, 1644 Hoendercoper en het behandelde Remonstrantsch
doopregister geeft hiervan voorbeelden in Eewijck, Eewick, Eeuwijck,
Ewijck, in Brauw, Brouw, Breuw, in Van Loo, Van Loy,
enz., enz.
Zoolang de eerste letter van den naam echter dezelfde blijft, geven
bij een eenvoudige naamlijst, gerangschikt naar de eerste letter van den
naam, deze afwijkingen geen noemenswaardig bezwaareen aandachtig
onderzoeker zal ze in de meeste gevallen wel herkennen. Moeilijker wordt
dit echter, wanneer de éérste letter van den naam verandering ondergaat.
De familie van den bekenden Utrechtschen patriot Otto Dirk Gordon
komt reeds in het midden der 17e eeuw in de Utrechtsche registers voor,
en heet achtereenvolgens in 1644 Gaudron, 1647 Goudron, 1658 Godron,
1675 Godoron, 1710 Sadron, 1711 Scadron, 1723 Schodron, 1724
Schadron, 1743 Schaddron, 1745 Garderon en na 1750 steeds Gordon
ook het behandelde Remonstrantsche doopregister geeft hiervan voor
beelden inPauw, Bouw, Coop, Koop, Van Noort, Van Oort,
enz. enz.
Nog ingewikkelder wordt het probleem, wanneer, voornamelijk in de
17e eeuw, wisselvallig het gebruik van patronymicum en familienaam voor
komt, of wanneer geen enkele naam, maar alleen het beroep van den
149
vader vermeld wordt. Onderstaande twee voorbeelden mogen dit aantoonen.
Van Gerrit Jansz Stulting, timmermansknecht buiten den Weerd, gehuwd
(volgens opgezochte huwelijks-akte) met Jacomijntje Visscher, worden gedoopt:
1661 Ariaentje, dochter van Gerriten Jacomijntje Visscher.
1663 Ariaentje Gerrits, Gerrit Jansz. Jacomijntje Visscher.
1665 Aeltje Gerrits, Gerrit Jansz. J. Visscher.
een timmermans-
1670 Maria, knecht buiten de Jacomijntje Visscher.
Weerd
1671 Josyntje, Gerrit Stulting Jacomijntje Visscher.
Van Dirck Pietersz. van der Star, gehuwd met Teuntje Philips
Fermouw, worden gedoopt:
1675 Pieter,
zoon van Dirck Pieterse van der Star en Teuntje Philips Fermouw.
1677 Isaac, zoon van Dirck Pietersz. van der Staal en Teuntje Fermou.
1678 Trijntje, dochter van Dirck Pieterse van der Star en Teuntje Fermouw.
1680 Jacobus, zoon van Dirck Pieterse en Teuntje Fermouw.
1682 Johannes, zoon van Dirck Pietersz. yan der Ster en Teuntje Vermou.
Doch beslist onbegrijpelijk, zelfs voor den niet geheel oningewijde,
wordt de toestand, wanneer bij verschillende inschrijvingen van kinderen
van dezelfde ouders afwisselend het patronymicum en de familienaam van
den vader of zelfs, met weglating van deze, alleen de naam van de moeder
vermeld wordt; een voorbeeld moge hiervan het bewijs geven.
Van Jelis Hendrikss. Lagas, „kettinghspinder en tabackvercooper",
gehuwd met Elisabet Esaiasdochter la Fonteine, worden gedoopt:
1657 Geertruydt, dochter van
Jelis Heindricxz. en Lijsbet Esaias van Fonteyn.
1659 Claes, zoon van Jelis Heindricxze enFonteyn.
1661 Joannes, Jelis Lagas en Lijsbet Fonteyn.
1665 Wilhelmus, Jelis Lagas en Lijsbet Esaias Fonteyn.
1667 Esaias, 2) Elisabet la Fonteine.
9 De 'hier gegeven voorbeelden zijn ontleend aan het door mij behandelde
doopregister der Remonstrantsche gemeenteze waren mij het kortst bij de hand.
Dat het register op dit gebied geen unicum is, zal door eenigszins ingewijden zeker
toegegeven worden.
2) Was de vader bij den doop niet tegenwoordig en werd het kind daarom
alleen op de moedersnaam ingeschreven, öf is met opzet de familienaam van den
vader weggelaten Wanneer men iet op de omstandigheid, dat het kind den voor
naam ontvangt van den grootvader van moeders zijde, is de mogelijkheid niet uit
gesloten, dat het voornemen der ouders was, ook diens familienaam door het kind
te doen voortleven. Dit feit zou geenszins op zich zelf staan; het werd in de 16e
en 17e eeuw meermalen in toepassing gebracht. De bekende secretaris van de
Staten van Utrecht Floris Thin was een kind uit het huwelijk van Gijsbert
Goeyertss. van Ewijck en Machteld Thin; ook hij droeg dus den familienaam
zijner moeder en heeft dien door zijn hoogst belangrijk leven beroemd gemaakt in de
Utrechtsche geschiedenis. (Zie no. 277 van den Inventaris van het archief
der Fundatie van Evert van de Poll in het Utrechtsche gemeente-archief.)