194
Jaarboek der Koninklijke Vlaamsche Academie yoor Taal- en Let
terkunde 1906. Twintigste Jaar. Qent, A. Siffer, 1906.
Hierin komt voor het Levensbericht van Frans de Potter, Secretaris
van de Koninklijke Vlaamsche Academie sinds hare oprichting in 1886.
Behalve schrijver van een groot aantal historische studiën, waarvan wij
hier alleen het uitgebreide werk, Geschiedenis van de gemeen
ten der provincie Oost-Vlaand eren (uitgegeven met medewer
king van Jan Broeckaert), noemen, was De Potter eenigen tijd (Augustus
1877—November 1878) hulparchivaris van den Staat te Gent. Reeds
vroeger had hij zijne belangstelling in archieven getoond door bij den
Minister van Binnenlandsche Zaken op voorkoming van verdere verwaar
lozing en verdwijning der gemeentearchieven aan te dringen. Ook roerde
hij deze kwestie aan in de pers en slaagde er in ze ter sprake te brengen
„op de nationale tribuun". De uitslag van zijn bemoeiingen was, dat een
groot gedeelte der gemeentearchieven naar de provinciale depóts werd
overgebracht. Men zie hierover zijn opstel in den Messager des
Sciences historiques van 1875: La question de la conservation
des archives communales de la Belgique devant les Chambres législatives.
Dr. J. Cuvelier. De Archieven. Wereldtentoonstelling te Luik.
Belgische Afdeeling. Staatsarchief. Brussel. Hayez, Leuvensche straat 112,
1905.
Op populaire wijze bespreekt in dit geschrift de Afdeelings-onder-
overste op het Algemeen Rijksarchief te Brussel de vraagWat zijn
archieven en waartoe dienen de archivarissen Zijn doel is het hier
omtrent bij het groote publiek bestaande misverstand uit den weg te ruimen.
Eerst deelt hij het een en ander mee over het belang der archievendan
zet hij de taak van den archivaris uiteen met de eischen, die aan hem
gesteld mogen worden, om ten slotte aldus te eindigen „Daar zijn we
verre, niet waar, van het stofferige oudje, dat enkel voor taak zou hebben
het water, het vuur en het ongedierte te beletten nuttelooze oude papieren
te verdelgen. In hunne hoedanigheid van stukken, belangrijk voor al de
klassen der maatschappij, dienen de archieven aan eerlijke, zorgvuldige en
geleerde ambtenaren toevertrouwd te worden, wier onverpoosd werken
aan het huidige en het toekomstige geslacht de voortbrengselen der voor
ouders moet leeren kennen."
Antwerpsch Archievenblad, uitgegeven op last van het Gemeente
bestuur door F. Jos. van den Branden, Archivaris. Deel XXIII, Afl. 2—3.
Antwerpen, F. Wauters, St. Jansstraat 56.
De Antwerpsche archivaris zet hierin zijne publicatie voort van de
stukken, die betrekking hebben op de Spaansche Furie. Vooral de scabinale
protocollen en de rekestboeken hebben heel wat materiaal geleverd.
195
Tijdschrift voor Boek- en Bibliotheekwezen, nrs. 5 en 6. September
December 1905. Antwerpen 's Gravenhage.
De heer V. A. Dela Montagne geeft een aanvulling op het werk van
ridder G. van Havre over Antwerpsche drukkersmerken, met 25 afbeel
dingen, terwijl de heer Henry Beets te Grand Rapids belangrijke mede-
deelingen doet over Amerikaansche bibliotheken en hare Nederlandsche
werken. In de kroniek op blz. 272 vlg. vindt met het Verslag omtrent
den staat van de Amsterdamsche Universiteits-Bibliotheek over 1904,
waaruit wij het volgende overnemen. „Wat men in de statistiek niet
ziet, is de sterke toeneming van wederkeerige toezending van werken uit
de eene bibliotheek naar de andere, vooral binnenslands, maar ook van
en naar buiten. Ook archiefstukken worden geregeld ten behoeve van
bezoekers tijdelijk in onze Bibliotheek gedeponeerd, waar de ruime open
stelling hun meer gerief geeft dan aan het Stedelijk Archief. Eenige dagen
lang was hier zelfs een depót van verscheidene tientallen van de kost
baarste stukken uit de voornaamste oude archieven van ons land, die voor
reproductie ten behoeve van een handboek voor palaeografie te Amsterdam
moesten zijn."
Blz. 286 vlg. is uit de Verslagen en Mededeelingen der Kon. Vlaam
sche Academie overgenomen, wat prof. Willem de Vreeze daar mededeelt
over zijn „Bibliotheca Neerlandica Manuscripta". Daaruit blijkt, dat de
zeldzaamheid van middeleeuwsche handschriften niet zoo groot is, als men
gewoonlijk denkt. Tot heden, nu zijn onderzoek voor drie kwart is afge-
loopen, heeft de heer de Vreeze niet minder dan 5000 Dietsche hand
schriften beschreven, waaronder, zooals men weet, alle stukken van een
officieel of juridisch karakter niet zijn begrepen.
Revue des Bibliothèques et Archives de Belgique, publiée par
L. Stainier. Tome III, no. 56, SeptembreDécembre 1905.
Bruxelles, Misch et Thron, éditeurs, 66 63 Rue royale.
De heer Léo Vérriest beschrijft op blz. 368 vlg. een 15de eeuwschen
inventaris van de charters van Doornik, samengesteld op last van het stads
bestuur en berustende in het stedelijk archief. Reeds den 19den Juni 1431
werd de inventarisatie ter sprake gebracht; doch pas een jaar later werd aan
een commissie van acht personen opgedragen ,,d' eslire a mettre par inventoire
les previllèges et autres lettres de le trésorie". Eerst na twee jaren was
de inventaris voltooid, voorafgegaan door een inhoudstafel van 14 folio's.
De beschrijving der stukken, waarvan een paar voorbeelden worden gegeven,
is zeer nauwkeurig. Het oudste dokument, dat beschreven wordt, is de
stadsbrief van 1211, verleend door den Franschen Koning Philip-August,
waarvan de oudste tekst (1188) reeds in 1434 in het stadsarchief ontbrak.
Op blz. 378 vlg. wordt een globale lijst gegeven van de aanwinsten