178 Septuagesima vallen zal, hangt af van het volgende, niet van het vooraf gaande Paschen. Het duidelijkste kan men het verband tusschen den titulus cerei paschalis en het loopend Juliaansche jaar zien in den titulus, in 1515 aan de Paaschkaars van Sens gehecht (Bibliothèque de l'école des chart es 1903 blz. 216). Daar wordt b.v. gezegd: dies septuagesimae hujus anni Februarii IIII, quattuor hujus anni tempora Februarii XXVIII, Martii II et III enz., wat alles betrekking heeft op het met 1 Januari beginnende jaar 1515, niet op het Paaschjaar 1515. Ook was 1515 een annus communis, d. w. z. geen schrikkeljaar, terwijl het Paasch jaar 1515 wel evenmin een annus bissextus als een annus communis kan worden genoemd, daar het noch 366, noch 365 dagen heeft, maar toch in zooverre meer op een schrikkeljaar dan op een gewoon jaar gelijkt, als er een 29e Februari in voorkomt. Zoo heet het jaar 1348 op den titulus van de Paaschkaars te Doornik (aangehaald bij Grotefend, Zeitrech- nung I, blz. 145) een annus bissextilis, hoewel de schrikkeldag op Paschen reeds was gepasseerd, en wordt voor dat jaar de dubbele Zondagsletter F E vermeld, waarvan de F den len Maart had uitgediend; en de titulus uit Hannover van 1358, die voor in het stadboek is afgeschreven, (Grote fend I, blz. 10) 2) noemt dat jaar annus secundus post bissextum, evenals een Parijsche titulus van 1271 spreekt als van een annus communis et tercius post byssextum (Bibliothèque de l'école der chartes 1895, blz. 756), en een titulus uit Beauvais van 1217 zegt, dat het een annus primus post bisextum was (Grotefend I, blz. 145); de laatste titulus vermeldt ook uitdrukkelijk de nieuwe maan, aan Paschen vooraf gaande, als incensio lunae paschalis. Trouwens de terminus Paschae wordt bijna regelmatig in de opschriften der Paaschkaarsen opgegeven. En wat nu ten slotte aangaat het gebruik te Soissons, waarover mr. Muller handelt (A. w. blz. 9 (317)), de Art de vérifier les dates (I, blz. 28) bericht, dat een charter van bisschop Goslen bedoeld is Joscelin de Vierzy aldus gedateerd is „Actum est kalendis Martii anno dominicae incarnationis MCXXXV a proxime praeterito Natali inchoante et proximo Pascha declarando." Het jaar begon te Soissons dus met Kerstmis, maar het werd in al zijne bijzonderheden gepubliceerd met Paschen nl. in den titulus cerei paschalis. 3) Brengt men het gebruik van zulk een titulus in Dat in den titulus het jaar 1515 wordt aangeduid als annus communis I in plaats van III (post bissextum) kan niet verwonderen, daar als guldengetal XXIII wordt opgegeven, hoewel het XII had moeten zijn. 9 In 1898 deelde mij Archivrath Dr. Doebner te Hannover mede, dat hij betwijfelde, dat het opschrift van het stadboek aan een titulus cerei paschalis was ontleend. Zoo dit echter wel het geval was, dan was daarmede tevens bewezen, dat zulk een titulus ook daar gebezigd werd, waar de Paaschstijl niet gold; want in de 13e16e eeuwen heerschte te Hannover de Kerststijl. 3) Zoo althans vat Grotefend (blz. 141) deze plaats op. 179 verband met het Paaschjaar, dan moet men aannemen, dat, hoewel Soissons nog vasthield aan den Kerststijl, toch de Paaschstijl in 1135 in de om liggende streken zoozeer in algemeen gebruik was gekomen, dat de daaruit voortspruitende gewoonte van de aanhechting van den titulus aan de Paaschkaars reeds was overgenomen ook te Soissons, waar men den Paaschstijl zelf niet aanvaard had. Dit veronderstelt dus eene algemeene verbreiding van den Paaschstijl in dit gedeelte van Frankrijk reeds in 1135. Nogtans bediende men zich in de naburige streken van den Bood- schapstijl, die te Reims nog in 1235 in gebruik was (Art de vérifier les dates I, blz. 28), te Montdidier zelfs nog in 1528 gold (aldaar) en te Beauvais in 1233 zelfs mos Gallicanus heet (Giry, Manuel de diplo matique, blz. 107 noot). Ook is de heer Muller in zijn boven aan gehaald geschrift tot de conclusie gekomen, dat de Paaschstijl eerst ongeveer 1274 bij het Domkapittel te Utrecht in gebruik gekomen is; echter wordt reeds in den ordinarius van het Domkapittel, die van omstreeks 1200 dateert (Rechtsbronnen van den Dom van Utrecht blz. 5 en 6), voor geschreven aan de Paaschkaars eene vermelding van het „annus incarna- cionis Domini et cetera" te hechten (Bijdragen voor vaderlandsche geschiedenis en oudheidkunde, 3e reeks, dl. X2, blz. 159). Ik meen dus, dat uit de gewoonte om aan de Paaschkaars eene opgave met chronologische bijzonderheden te hechten geene gevolgtrekking voor den Paaschstijl te maken is. r. p. Oude trouwboeken. Dat reeds vóór de invoering van de besluiten van het concilie van Trente hier te lande trouwboeken gehouden werden, moge blijken uit den onderstaanden post uit de rekening van het extraordinaris van Bewesten Schelde over 1543: „Den voirnoemden Adriaen de Smit noch betaelt over vijf dagen, by hem gevaceert omme gereyst te wesen uuyten Aggere naer Berghen, ende heeft aldaer uuyten registre van tcappittele, daer men de namen in scrijft van denghenen, die men aldaer trouwet, een extract gehaelt, daerbij het bleeck, dat den voirscreven Frans ghevangen de man was beschuldigd van bigamie aldaer getrout was" enz. R. p Drie bijeenkomsten van archivarissen in het buitenland. Den 15denjuni 1905 had de tweede bijeenkomst der Fransche archivarissen onder voorzitterschap van den heer Prudhomme (Isère) te Parijs plaats. In zijne openingsrede constateerde de voorzitter onder meer, dat de wet op de notariëele archieven door den senaat is aangenomen,

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1905 | | pagina 18