176
Blijkens de opmerking bij no. 39 kan de beoordeeling, of elders
een dubbel wordt bewaard, niet altijd aan de gemeenteambtenaren worden
overgelaten.
No. 63.
Ofschoon de notulen der vergaderingen niet bij de te vernietigen
bescheiden worden genoemd, schijnt het toch de bedoeling te zijn om ze
op te ruimen. Zoo niet, dan heeft het waarmerken der gedrukte notulen
geen doel.
Het is m.i. niet wenschelijk om de minuut-verslagen der vergaderingen
van den Raad en van Burgemeester én Wethouders, benevens de besluiten
dier collegiën, te vernietigen, aangezien die bescheiden het belangrijkste
deel van het gemeentearchief vormen.
Adviezen (verslagen) van Commissiën van b ij stand (art. 54,
al. 2, Oem.wet) moeten als bijlagen van de verslagen der vergaderingen
van Burgemeester en Wethouders worden beschouwd en zullen zonder
bezwaar kunnen worden vernietigd, omdat van die adviezen in de voor
stellen van Burgemeester en Wethouders wordt melding gemaakt. De
praeadviezen (voorstellen) van de Commissiën van voorberei
ding (art. 54, al. 1, en art. 166 Gem. Wet) zijn bijlagen van de
verslagen der raadsvergaderingen 'en kunnen niet worden vernietigd, indien
de voorstellen van Burgemeester en Wethouders bewaard blijven.
Ten slotte zij het mij vergund hieraan eenige opmerkingen toe te
voegen betreffende den inhoud van het verzoekschrift aan den Minister.
Het js m.i. niet alleen noodzakelijk om de bescheiden, welke in al 1 e
gemeenten voorkomen, in de lijst op te nemenmaar het is zelfs wensche
lijk om ook die te vermelden, welke slechts in enkele provinciën of gemeenten
voorkomen, omdat deze bescheiden doorgaans van weinig waarde zijn.
Dat op de lijst alleen zijn gebracht de stukken, welke als uitvloeisel der
uitvoering van Rijkswetten voorkomen, is niet juist. (Zie no. 63.) Be
scheiden, welke na verloop van den bepaalden termijn mogen worden
opgeruimd, zullen bezwaarlijk, zoolang het archief in wording is, kunnen
worden gescheiden van de niet-vernietigbare stukken, zonder het archief
uit zijn verband te rukken. Wil men vernietigen, dan moet alles uitgezocht
worden. De meeste in de lijst vermelde bescheiden zijn niet voor inbin
ding vatbaar, zoodat aan de gemeentebesturen niet behoeft te worden ver
zocht ze oningebonden te laten. De maand Januari is voor het uitzoeken
der vernietigbare stukken niet aan te bevelen, aangezien op de gemeente
secretarieën in die maand zeer vele werkzaamheden vallen te verrichten. Er
is echter m. i. geen bezwaar tegen om te bepalen, dat de indiening der
lijst van de bescheiden, welke men wil opruimen, moet plaats hebben vóór
den len April.
177
Ten opzichte van de stukken, onder no. 55 der lijst vermeld, wordt
aan den Minister gevraagd om aan de gemeentebesturen te verzoeken
voortaan eene eenigszins uitvoeriger omschrijving in de notulen van Burge
meester en Wethouders te geven, dan doorgaans het geval is.
Het geven van vergunningen voor muziekuitvoeringen, ook in koffie
huizen, voor het openhouden van een koffiehuis na het sluitingsuur en
voor het houden van optochten en openbare vermakelijkheden behoort tot
de taak van den Burgemeester (maar niet tot de bevoegdheid van Burge
meester en Wethouders) krachtens art. 188 der Gemeentewet, zoodat
Burgemeester en Wethouders uit den aard der zaak daarvan geene melding
hebben te doen in de verslagen hunner vergaderingen. Wel is waar heeft
dit meermalen plaats gehadmaar zooals blijkt uit de arresten van den
Hoogen Raad van 18 Mei 1896, 22 Maart 1897, 8 Februari 1904, 5 Decem
ber 1904 en 9 Januari 1905 (Luttenberg Chron. Verz.) enkel en alleen ten
gevolge van foutieve plaatselijke verordeningen.
Men mag echter met grond aannemen, dat de Minister van Binnen-
landsche Zaken zijne medewerking niet zal verleenen, tot het scheppen
van onwettige toestanden. (Zie Koninklijk besluit van 29 December 1872,
St.bl. no. 136.)
J. C. BETH.
Kleinere bijdragen.
Het verband tusschen den Paaschstijl en den titulus
cerei paschal is. Het onlangs verschenen opstel van mr. Muller
over de jaarstijlen, in het sticht Utrecht gebruikt vóór
13 10, dat hierachter uitvoeriger besproken wordt, geeft mij gelegenheid
iets te zeggen over eene zaak, die reeds meermalen mijne aandacht heeft
getrokken, zonder dat ik tot heden aanleiding vond, er mij over uit te
sprekenik bedoel het verband tusschen den Paaschstijl en den titulus
cerei paschalis. In strijd met het algemeen aangenomen gevoelen, dat men
uit de gewoonte om aan de Paaschkaars eene opgave van de chronologische
gegevens van het jaar vast te hechten, tot het gebruik van den Paasch
stijl kan concludeeren, schijnt het mij geenszins bewezen, dat zulk een
verband mag worden aangenomen. Immers de kenteekenen van het jaar,
die op den titulus plegen te worden geplaatst, hebben juist betrekking niet
op het met Paschen beginnende jaar, maar op het met 1 Januari beginnende
Juliaansche jaar, en dat kan ook niet anders; want hoewel de Christelijke
kalender door het Paaschfeest wordt beheerscht, werpt dit toch zijn
licht zoowel naar achteren als naar vorenop welken Zondag b.v.