172 van het Bestuur der Vereeniging van Archivarissen moeten worden ver anderd in „na afloop van het jaar". Nos. 43 en 44. De termijn van zeven jaren zal m.i. zonder bezwaar op twee jaren kunnen worden teruggebracht, aangezien in elk jaar nieuwe lijsten worden op gemaakt en de oude lijsten, welke bij de gemeentebesturen berusten, geene waarde meer hebben. (Zie art. 28, Wet 7 Juli 1900, Stbl. no. 111.) No. 45. De termijn van bewaring zal op zes jaren moeten worden vastgesteld. (Zie art. 47, Wet op de Bedrijfs- en andere inkomsten, in verband met art. 70, no. 2, Wetb. van Strafrecht.) No. 46. Het is m. i. wenschelijk, vooral met het oog op no. 54 der lijst, aan de omschrijving der bescheiden toe te voegen„mits zij niet bij rekeningen behooren". De bescheiden, onder no. 46 vermeld, schijnen aan de aandacht van den heer Mr. A. C. Bondam, thans archivaris in Gelderland, te zijn ont snapt. Zie het verslag van het Rijksarchief in Noordbrabant over 1902, bladz. 73. No. 47. Wanneer de termijn van bewaring op vijf jaren wordt vastgesteld, kan de uitzondering, welke daarbij is vermeld, m. i. zonder bezwaar vervallen. No. 48. Het is m. i. wenschelijk om niet te spreken van plaatselijke heffingen volgens art. 238 Gem.wet, maar van plaatselijke belastingen, en de om schrijving te veranderen in: „Stokregisters van afgegeven kwitantiën wegens betaling van plaatselijke belastingen, bedoeld in de artt. 240, litt. f, en 238 der Gemeentewet". Waarom is voorgesteld om de stokregisters zoo spoedig te vernietigen, terwijl men wil, dat de onder no. 50 genoemde stukken gedurende vijf jaren zullen worden bewaard? Deze registers zullen m. i. in het belang van den rekenplichtige en van de justitie gedurende 12 jaren bewaard moeten worden. (Zie de artt. 360 en 366 jo. 70, no. 3. Wetb. van Strafrecht.) Zie de opmerking betreffende no. 51. 173 No. 49. De woorden „zoo gezegelde als ongezegelde" zijn m. i. overbodig. Zie de opmerking betreffende no. 50. No. 50. De zoogenaamde secretarieregisters van uitgaven en de registers van afgegeven bevelschriften van betaling, beide op de lijst aangeduid als: „Registers van ordonnanceering en van afgegeven bevelschriften van be taling" zijn hulpregisters, welke na de vaststelling der gemeente rekening geen waarde meer hebben, omdat daaruit geen bewijs behoeft te worden en ook niet kan worden geput. Zij zullen m.i. zonder bezwaar kunnen worden vernietigd op het tijdstip, voor de bescheiden onder no. 49 genoemd, vast te stellen. Waarom zijn de registers van afgegeven bevelschriften van betaling niet genoemd bij de stukken onder no. 49 vermeld? Het zijn toch gelijk soortige bescheiden. In eenige gemeenten bezigt men z.g. stokregisters; maar in andere gemeenten gebruikt men bevelschriften, welke zich niet aan een z.g. stok bevinden, en daarom wordt van de afgifte melding gemaakt in een register. No. 51. De stokregisters van afgegeven kwitantiën wegens betaling van leve ringen door de gemeente als ondernemer van bedrijven zullen in het belang van den rekenplichtige en van de justitie m.i. zonder bezwaar gedurende twaalf jaren kunnen worden bewaard. (Zie de artt. 360 en 366 j°. art. 70, no. 3, Wetb. van Strafrecht.) Waarom zijn de stukken, genoemd bij no. 48, gebracht onder het hoofd „Belastingen" en de bij no. 51 genoemde stukken onder „Verant woording gemeenteïnkomsten en -uitgaven"? Zijn de bij no. 48 genoemde stukken ook geene bescheiden, dienende tot verantwoording van gemeenteïnkomsten? No. 52. Ofschoon de kasopnamen nimmer iets te beduiden hebben, zal het toch wenschelijk zijn om, met het oog op de artt. 225 en 360, j art. 70, no. 3, Wetb. van Strafrecht, de processen-verbaal gedurende twaalf jaren te bewaren. Eene in 1905 ingestelde strafvervolging tegen een burgemeester toont daarvan de noodzakelijkheid aan. No. 53. Met het oog op art. 225, j°. 70, no. 3, Wetb. van Strafrecht, is het

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1905 | | pagina 15