90 De militaire zaken betreffende het Groothertogdom Luxemburg bleven voorloopig aan het Departement van oorlog opgedragen. Het opperbestuur van het Departement van oorlog werd op den 6en Juli 1839 door Prins Frederik der Nederlanden overgedragen aan den Prins van Oranje. Het beheer van het departement "bleef" opgedragen aan den in functie zijnden Directeur-Generaal van oorlog. Prins Frederik der Nederlanden werd weder benoemd tot Groot meester der Artillerie. 3) Nadat de Prins van Oranje als Koning (Willem II) de regeering had aanvaard 4), werd het geheele beheer van het Departement van oorlog ge voerd door den Directeur-Generaal, die op den 18en Juni 1843 den titel van Minister van oorlog verkreeg. 5) Met ingang van 1 Jauauari 1841 werden het Departement van den Grootmeester der Artillerie en de Alge m een e directie der genie opgeheven en de daaraan verbondene werk zaamheden bij het Departement van oorlog overgebracht, terwijl het archief van oorlog en het topographisch bureau bij het Departement van oorlog werden ingelijfd, om daarbij een gedeelte uit te maken van de afdeeling der Genie.e) De betrekking van kommandant van het materieel der artillerie werd met ingang van 1 April 1843 opgeheven en de daaraan verbondene werk zaamheden bij het Departement van oorlog overgebracht, 7) terwijl het topographisch bureau in 1848 van de afdeeling der Genie werd afge scheiden om voortaan een op zich zelf staand bureau te vormen. 8) De samenstelling van het departement werd met ingang van 1 Mei 1878 meer in overeenstemming gebracht met de organisatie van het leger, terwijl aan de chefs der verschillende wapens en diensten een meer directe invloed op het beheer der wapens en diensten werd verzekerd. Het Departement werd verdeeld in acht afdeelingen. Aan het hoofd der afdeeling Secretariaat werd de secretaris-generaal geplaatst. De chef vanden generalen staf, de inspecteurs der verschillende wapens en de tem her 184l' nnSl77 31 1^3?' n°\ 23- Ingevolge Kon. besluit van 13 Sep tember 1841, no. 77, werd de behandeling dier zaken opgedragen aan de „Koninklijke Groot-hertogelijke Luxemburgsche Kanselarij". „•vumnKiijKe Kon. besluit 6 Juli 1839, no. 43 (Ree. Mil. I, 35) 3) Kon. besluit 6 Juli 1839, no. 44 (Ree. Mil. I, 33) 4) 7 October 1840. s) Kon. besluit 18 Juni 1843, no. 49 (Bijv. St. XXX 357) 6) Kon besluit 22 December 1840, no. 30 (Bijv. St.' bekn. uitg. III 646) Het Departement van oorlog werd bij Kon. besluit van 7 Juni 1841 no 11 fBiiv St bekn. u.tg. IV, 45) verdeeld in vijf afdeelingen: Algemeen Secret'adaat! pVrsoneei en nnhtane zaken, Artillerie; Genie; Militaire administratie 7) Kon. besluit 13 Maart 1843, no. 41. 8) Kon. besluit 10 Mei 1848 (Ree. Mil. 55). '->) Kon. besluit 27 November 1S77, no. 1 (Bijv. St.bl. 572). 91 chefs van den geneeskundigen dienst en der intendance werden aangewezen als hoofden der afdeelingen: Generale staf; Infanterie; Artillerie; Cavallerie; GenieGeneeskundige dienst en Intendance. Zij waren verantwoordelijk voor het wapen of dienstvak, dat onder hun beheer was gesteld, en oefenden als zelfstandige autoriteiten het gezag uit, waarmede zij krachtens hunne instructiën bekleed waren. Een gevolg van de door hen te verrichten werkzaamheden bij het Departement van oorlog was, dat zij weinig met het leger in aanraking kwamen en daardoor niet in staat waren om het gezag, waarmede zij bekleed waren, naar behooren uit te oefenen. Om daarin te voorzien werden met ingang van 1 Mei 1880 de hiervoren genoemde hoofden der verschillende afdeelingen van hunne betrekkingen, als chefs der afdeelingen van het Departement van oorlog, ontheven. Burgerlijke ambtenaren en hoofd-officieren werden aangewezen als hoofden der afdeelingen op te treden. 2) De hoofden der afdeelingen Generale staf, Genie en Intendance, en de officieren en ambtenaren, ingedeeld bij die afdeelingen, kunnen door den Minister bestemd worden, om tevens werkzaam te zijn, respectievelijk op het bureau van den chef van den generalen staf, op dat van den inspecteur van het wapen der genie en op dat van den hoofdintendant. De zorg voor de bibliotheek van het departement bleef opgedragen aan de bestaande met het toezicht daarover belaste Commissie, wier leden door den Minister worden benoemd. Onder de bevelen dier commissie werd een ambtenaar van het departement, als bibliothecaris, werkzaam gesteld. De inrichting van den huishoudelijken dienst van het departement geschiedt door den Minister van oorlog. 3) Kon. besluit 10 Maart 1880, no. 15 (Bijv. St.bl. 101Ree. Mil. II, 91). 2) Het Departement van Oorlog werd met ingang van 1 Mei 1880 verdeeld in zes afdeelingen: Secretariaat (waaronder militie en schutterij); Generale staf; Per soneel; Artillerie; Genie; Intendance. Die afdeelingen werden met ingang van 1 September 1880 vermeerderd met eene 7e afdeeling Militie en Schutterij door splitsing van de afdeeling Secretariaat. Tevens werd met ingang van 1 Mei 1880 een buiten die afdeelingen staand bureau Secretarie, indices en archieven ingesteld (Kon. besluiten 10 Maart 1880, no. 15, en 26 Augustus 1880, no. 8; Bijv. St.bl. nos. 101 en 272). 3) Zie de resolutiën van den Minister van Oorlog van 16 April 1880, le afd. Seer., no. 73, en van 31 Augustus 1880, le afd. Seer., no. 78 (Bijv. St.bl. nos. 147 en 272), waarbij de werkzaamheden over de verschillende afdeelingen werden ver deeld. Het bureau „Secretarie, indices en archieven" werd in vier onderafdeelingen verdeeld, te wetenhet Kabinet, de Algemeene Secretarie, de Algemeene Index en de Charterkamer. Bij dat bureau worden de navolgende werkzaamheden verricht: ontvangst en verdeeling van alle inkomende stukken; schrijven en verzenden van alle uitgaande stukken; heffing en verantwoording van registratie-, zegel- en leges rechten algemeene index en archievenindex en archief van vertrouwelijken aard (kabinetsstukken), alsmede het schrijven en verzenden van de uitgaande stukken dezer categorie. Bij de le afdeeling „Secretariaat" werden de rechtskundige-, algemeene en comptabiliteitszaken behandeld, totdat voor de comptabiliteitszaken in 1903 eene afzonderlijke afdeeling werd ingesteld. De directeur van het Topographisch bureau staat onder de onmiddellijke bevelen van den chef van den Generalen staf (Kon. besluit 15 April 1880, no. 34; Bijv. St. no. 138).

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1905 | | pagina 9