86 bij Souv. besluit van 18 Februari 1815. Eenige officieren van dit departement werden bij de 2e afdeeling van het Departement van oorlog geplaatst. Zij waren voornamelijk belast met hetgeen de mouvementen betrof en de redactie der orders en brieven daartoe betrekkelijk. Deze officieren stonden onder de onmiddellijke bevelen van den Commissaris- Generaal van oorlog en konden alleen op diens order mededeelingen doen aan den kwartiermeester-generaal. 2) De betaalmeester van oorlog stond onmiddellijk en uitsluitend onder de orders van den Minister van financiën. Met ingang van 10 Juli 1815 werd het Departement van oorlog in twee hoofdafdeelingen gesplitst en geplaatst onder de opperdirectie van den Prins van Oranje. 3) Met de directie der eerste hoofdafdeeling werd de Commissaris-Generaal van oorlog belast, terwijl het toezicht op de tweede hoofdafdeeling werd opgedragen aan een Intendan t- Generaal voor de administratie van oorlog.4) Alle hoofden van departementen van algemeen bestuur, hooge staats- collegiën en ambtenaren stonden tot den Intendant-Generaal in gelijke betrekking als tot den Commissaris-Generaal, die beiden, gedurende de afwezigheid van den Prins van Oranje, ieder voor zijn vak, directelijk met den Koning werkten. De bestaande le en 2e afdeelingen van het Departement van oorlog werden bij de eerste hoofdafdeeling gebracht. De 3e afdeeling 5) werd gevormd door de toevoeging van de ontbonden bureaux van den inspecteur- generaal van de artillerie en van de fortificatiën. 6) Het toezicht op het Departement van den kwartiermeester-generaal en op het topographisch-bureau werd aan den Commissaris-Generaal van oorlog opgedragen. De bestaande 3e, 4e en 5e afdeelingen 7) van het Departement van oorlog gingen over naar de tweede hoofdafdeeling (Generale-Intendance). De inspecteur-generaal van den geneeskundigen dienst en het genees kundig bestuur van het leger moesten zich met den Intendant-Generaal in relatie stellen en stonden, voor zooveel de administratie betrof, onder zijne directie. De betaalmeester van oorlog en de assistent-betaalmeester kwamen onder de orders van den Intendant-Generaal te staan, terwijl ook de Bijv. St. 503. 2) Souv. besluit 18 Februari 1815 (Bijv. St. 529). 3) Kon. besluit 29 Juni 1815, no. 64 (Bijv. St. 638 en 2413). Algemeene Zaken en Personeel. s) Defensie. 6) De werkzaamheden van den Commissaris-Generaal en van den Intendant- Generaal van Oorlog werden geregeld bij Kon. besluit van 29 Juni 1815, no. 64. Militaire administratie, Comptabiliteit en Materieel. 87 directie van de weduwen- en weezenkas der officieren der landmacht onder zijn toezicht werd gesteld. De hiervoren vermelde verdeeling in twee hoofdafdeelingen werd met ingang van 1 Maart 1818 opgeheven. Dit geschiedde naar aanleiding van het aan den Prins van Oranje verleende ontslag als opperdirecteur van het Departement van oorlog. -) Het bestuur van dat departement werd, ingaande 1 Maart 1818, opgedragen aan een Secretaris van Staat voor de zaken van oorlog, met uitzondering van de benoeming, verplaatsing en het ontslag der officieren en kadets, de huwe lijkstoestemmingen, de oefeningen, de krijgstucht en de mouvementen, welke zaken door een Adjudant-Generaal onmiddellijk met den Koning werden behandeld. Spoedig werd die toestand weder veranderd. De betrekkingen van Secretaris van Staat en Adjudant-Generaal werden op den len Maart 1819 vereenigd en aan den Adjudant-Generaal, die reeds op den 5en October 1818 3) met de waarneming der betrekking van Secretaris van Staat was belast geworden, de titel gegeven van Commissaris-Generaal van oorlog. 4) Aan dien Commissaris-Generaal werden bij Kon. besluit van 16 No vember 1823, no. 80, drie directeurs toegevoegd 5) en wel: een directeur voor het personeel en de eigenlijk gezegde militaire zaken een directeur voor de administratie en een directeur voor het materieel der artillerie en genie. G) Die directeurs waren verplicht om den Commissaris-Generaal van oorlog behulpzaam te zijn in het verrichten en volbrengen van alle werk zaamheden, hun dienstvak betreffende. Zij mochten eene rechtstreeksche correspondentie voeren met andere autoriteiten. Zij voerden onderling J) Kon. besluit 23 Februari 1818, no. 19 (Bijv. St. 177). 2) Kon. besluit 22 Februari 1818. 3) Kon. besluit 1 October 1818, no. 58 (Ree. Mil. 11, 60). Kon. besluit 5 Februari 1819, la. B (Bijv. St. 172). s) Ree. Mil. II, 276; Bijv. St. 1824, bl. 1130. 6) De directeur voor het materieel der artillerie en genie werd met ingang van 1 Juli 1826 vervangen door den bij Kon. besluit van 15 Juni 1826, no. 94, benoemden directeur voor het materieel der genie. Het beheer van het materieel der artillerie werd met ingang van 1 Juli 1826 overgebracht naar het departement van den Groot meester der artillerie (Kon. besluit 15 Juni 1826, no. 94, Ree. Mil. 1826, II, 5; Instructie van 21 Maart 1820; Ree. Mil. I, 174). Met ingang van 25 September 1826 werden de werkzaamheden en verrichtingen, tot dusverre aan den inspecteur- generaal der fortificatiën enz. opgedragen, met het departement van oorlog vereenigd en onder het onmiddellijk toezicht van den Commissaris-Generaal behandeld, tegelijk met dat gedeelte der werkzaamheden, het materieel der genie betreffende, hetwelk reeds tot het departement behoorde (Kon. besluit 9 September 1826, no. 117, Ree. Mil. II, 186). 7) „De correspondentie, door de directeurs gevoerd wordende, moet door hen worden onderteekend".

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1905 | | pagina 7