82
of dit ambt voor mij passen zou. Ik ben toen tot de volgende conclusie
gekomen. Een professor doet mij altijd denken aan een spotprent uit den
Patriottentijd op prof. Van Hamelsveld, die ijverig met de vrijcorporisten
exerceerde. De rechterhelft van den „professoralen krijgsman" wordt op die
prent voorgesteld, gedekt door eene toga en een boek in de hand houdend;
de linkerhelft steekt in een uniform en omklemt een geweer. Zoo onge
veer gaat het allen hoogleerarenvoor de ééne helft zijn zij hoogepriesters
der wetenschap, voor de wederhelft gedistingeerde onderwijzers. Ik nu
had wel lust in het hoogepriesterlijke ambt, maar niet in het onder
wijzersbaantje. En wat zwaarder woog: ik wist niet, of het ambt mij
passen zou; maar ik wist zeker, dat ik voor het baantje niet deugde.
Derhalve heb ik er niet lang over gedachtimmers een professor,
die poseert als wetenschappelijk man, maar die niet leeft met en voor zijne
leerlingen, moge terecht wereldberoemd zijn, naar mijne innige overtuiging-
deugt hij niet voor het ambt, waarvoor hij aangesteld en bezoldigd is.
Zoo gaat het overal in de wereld. Een arts en een predikant, die
de studie van de medicijnen en de theologie bijhouden, zijn stellig respec
tabel; maar wanneer zij om die studie hunne patiënten en hunne parochi
anen verwaarloozen, dan koester ik voor hen noch eerbied noch sympathie.
Ik geloof, dat prof. Brugmans en iedereen dit met mij eens zal zijn. Zoo
zij over den archivaris anders denken, dan vindt dit verschil ten slotte
zijn grond alleen daarin, dat men dit ambt en het nut van dit ambt niet
geheel voor vol aanziet. Toch is het ook hier niet anders gesteld dan
elders. Ik vergun ieder niet veel hoogachting te hebben voor een archivaris,
die meent dat met het verrichten van zijn ambtstaak zijn werk is afgedaan
maar hier als elders is toch de ambtstaak hoofdzaak en moet zij hoofdzaak
blijven.
En daarom zijn wij archivarissen, die het aldus meenen, van oor
deel, dat men wél eene keus moet doen, eene besliste keus tusschen
de beide opleidingen. Indien het waar is (en prof. Brugmans heeft het
niet tegengesproken), dat de juridische opleiding beter voorbereidt tot dat,
wat wij de eigenlijke ambtstaak van den archivaris achten, en dat de
literarische opleiding aanleiding geeft tot het schrijven van historische
studiën, die heel aardig zijn en heel nuttig, maar die den archivaris afhou
den van zijn eigenlijk werk en die zoodoende voet geven aan de oude
beschouwing, dat deze ambtenaren eigenlijk „luxepaarden" zijn, dan moet
de literarische opleiding geweerd en de juridische met alle macht bevor
derd worden. Dixi.
S. MULLER Fz.
83
De departementen van Algemeen Bestuur.
v.
Het Departement van oorlog.
1. 1798—1813.
In 1798 werd een departement van oorlog opgericht en onder het
beheer gesteld van een Agent. De Agent van oorlog was
belast met het algemeen toezicht op alles, wat den oorlog en de verdediging
van den Staat te lande betrof, de gewapende macht, fortificatiën, militaire
magazijnen en andere militaire gebouwen, de handhaving der militaire
wetten, de militaire rechtspleging, de burgerwapening 2) enz.
Het agentschap van oorlog werd op den 7 December 1801 opgeheven
en vervangen door een Raad van oorlog.3) Deze Raad werd op
den 11 Juni 1804 ontbonden4) en vervangen door een Secretaris
van Staat,6) die na de inwerkingtreding der Staatsregeling van
1805 opnieuw als zoodanig werd benoemd. 6)
Het Departement van oorlog werd bij Kon. decreet van 25 Juni 1806
geplaatst onder het beheer van een Directeur-Generaal en bij
Kon. decreet van 29 Juli 1806, no. 49, onder dat van een Minister
van Oorlog.7)
Na de inlijving van het voormalig Koninkrijk Holland bij Frankrijk
werd de militaire organisatie geregeld bij Keiz. decreet van 18 October 1810 l!).
De zaken van oorlog werden, met ingang van 1 Januari 1811, opgedragen
aan twee ministers van het Fransche Keizerrijk, n.l. den Minister van
oorlog en den Minister-Directeur van de administratie
van oorlog. Hunne werkzaamheden waren geregeld bij Arrêté van
17 Ventöse an X (7 Maart 1802).
De Minister van oorlog was belast metla levée, 1' organisation,
1' inspection, Ia surveillance, la discipline, la police et le mouvement des
armées de terrele personnel et le matériel de 1' artillerie et du génie
Benoemd 16 Februari 1798. Ontslagen 7 December 1801. Instructie van
9 November 1798.
2) Publicatie van 20 April 1798.
3) Art. 32 Staatsregeling 1801; Besluiten van het Staatsbewind van 23 October
1801, no. 38, en 7 December 1801, no. 44. De leden zijn benoemd op den 3en De
cember 1801 en op den 11 en d.a.v. in functie getreden. Instructie van 9 September 1802.
Besluit van 31 Mei 1803, no. 75b.
4 Benoemd 8 Juni 1803. Instructie van 31 Mei 1803, no. 75a.
6) Art. 48 Staatsregeling 1805. Herbenoemd 30 April 1805. Instructie van
31 Mei 1805, no. 51.
7) Instructie van 14 November 1807, no. 14.
8) Artt. 173—195.