78 alternatief te willen zien, dat niet bestaat. Eerst als kon worden aan getoond dat één bepaalde opleiding noodzakelijk is voor den archivaris eerst als bewezen wordt, dat hier het variis modis bene fit niet van toepassing iseerst als eenzijdigheid boven veelzijdigheid moet worden gesteldeerst dan had men een keuze mogen doenwelke dan ook. Moet men misschien jurist zijn om te begrijpenwaarom hier een alter natief aanwezig was? Ik althans kan het alternatief niet onder de oogen krijgen; ik stel tegenover der archivarissen: of of, mijn: én én. Ik citeer eenvoudig, wat ik te Utrecht heb gezegd: „Ik zal allerminst ontkennendat een juridische opleiding voor den rechtshistoricus noodig en voor den Wirtschaftshistoriker gewenscht is; ik bestrijd evenmin, dat het beslist noodig isdat aan ieder archief minstens één goed geschoold jurist aanwezig isik zou zelfs willen toegevendat ten minste in vele archieven de juridisch gevormde archivaris de voorkeur verdient boven den historicus". Maar daarmede is voor dezen laatste de onbevoegdheid voor het archivarisambt allerminst uitgesproken. Want even dikwijls als een jurist is een historicus op een archief noodig. Mr. Muller stelt twee archivarissen tegenover elkander en hij verkiest den jurist-rapporten- schrijver boven den historicus-schrijver van geschiedkundige studiën. Ik ben het volstrekt met hem oneens. Beide species hebben wij bij ons archiefwezen noodig en had ik te kiezen maar ik onken ook hier het alternatief ik zou den historicus den eerepalm gunnen. Wien denkt mr. Muller b.v.dat wij in hem zelf het meest waardeeren en eeren den jurist of den historicus En wat zal hem zijn plaats in onzen tijd geven zijn rapporten of zijn historische studiën Mr. Muller zal vermoedelijk met mij van meening verschillen. Maar dan denkt hij toch te juridisch, te formeel. Het is dezelfde fout, die de archivarissen in het algemeen maken. Dat een archief niet is een toevallige verzameling van geschiedbronnenmaar een organisch geheel de neerslag van het staatsrechterlijk lichaamdat het geschapen heeftis een waarheidwaarvan ikhoewel geen juristvolkomen overtuigd ben. Dat een archief dus om zich zelf en in het belang van het lichaam waaraan het behoortmoet worden verzorgdgeïnventariseerd enz.en niet ter wille van het historisch onderzoekis een gevolg van de eerste stelling, dat ik aanvaard. Ook heb ik groote belangstelling en sympathie voor de pogingen van onze archivarissen om het organisch verband in onze archieven weer te herstellenik heb indertijd in dit blad mijn instemming betuigd met de beginselen van de Handleiding voor het inventariseeren van archieven, de instemming van een outsider, die mr. Muller onbekend schijnt te zijn gebleven en die voor hem destijds misschien toch eenige waarde heeft gehad. Maar dat alles neemt niet weg, dat de belangstelling in de materieele en wetenschappelijke ver- 79 zorging van onze archieven eerst is gewekttoen men hun belang als historische documenten is gaan inziendat Staat en gemeenten tegen woordig zoovele gewaardeerde zorgen aan hun archieven betoonenis niet ter wille der rapporten over het bezit van een dijk, een sloot, een jachtrecht of een collatiemaar in het belang van 's lands en der stede historie. Waarom anders de pubiciteit onzer archieven zoo ver uitgestrekt wanneer onze archivarissen alleen rapporten daaruit hadden te ontleenen aan Ministers, Gedeputeerde Staten, Burgemeester en Wethouders? Integen deel ware dat het gevalsluiting der archieven voor het historisch onder zoek ware plichtdan zouden de archivarissen niet langer door allerlei lastige bezoekers worden afgehouden van hun hoofdwerk, het uitbrengen van rapporten over rechtskwestiën. Maar onze archivarissen zijn als regel te goede historici om in de praktijk niet veel meer te zijn dan stellers van rapporten. Vele van hen tellen wij onder onze beste geschiedkundigenop menige plaats is de archivaris het middelpunt geworden van wetenschappelijk-historisch leven daar is hij de voorganger, die leiding geeft aan het historisch onderzoek, die dilettanten op goede banen brengtdie de geschiedenis van stad en land in ruimen kring bekend maakt, die belangstelling in en eerbied voor het verleden en zijn documenten weet op te wekkendie de zorg voor de realia op zich neemt, die een museum tot stand brengt en het blijft leidendie de publicatie van bronnen en studiën dirigeert of ten minste bevordert; die oude gebouwen redt, waar zij worden bedreigd, opgedolven oudheden voor ondergang behoedt. Zulke archivarissendie hun ambts plicht niet beperken tot het opstellen van rapportenbehoeven geen juristen te zijnop vele plaatsen is zelfs een historicus te verkiezen. Maar alweer ik verkies nietik kom er alleen tegen opdat men de archivarissen alleen en uitsluitend uit de juristen wil recruteeren. Het is het noodlot van repliekendat zij spoedig uitdijen tot oneven redig grooten omvang. Ik wil daarom ten slotte om niet te lang te worden nog eenige kantteekeningen maken. Moet ik nogmaals mr. Muller zeggen, dat het doctoraat in de geschiedenis, dat met dat in de rechtswetenschap zal worden gelijkgesteldal lang dood en begraven is en nooit weer zal opstaanzoodat de bedoelde gelijkstelling een bespotting is En waar blijven de zoo hoog gestelde voordeelen van de juridische opleiding wanneer het indertijd door prof. Bussemaker voorgestelde gewijzigde doc toraat in de letteren nog boven dat in de rechtswetenschap wordt gesteld Mr. Muller acht het verder weinig twijfelachtig, dat een jurist zonder leiding gemakkelijker op de hoogte zal komen van de geschiedenis dan een doctor in de letteren van de speciaal juridische studie en hare eigenaardig heden. Ik acht dat juist in hooge mate twijfelachtig. Jaals alle juriSt- archivarissen mannen waren als mr. S. Muller Fz Maar dat is nu een-

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1905 | | pagina 3