142 altijd te Parijs bevinden, hoewel bij het tractaat van Parijs van 1814 is overeengekomen, dat zij aan ons zouden worden teruggegeven. Het ant woord des toenmaligen Ministers luidde, dat de aangelegenheid niet uit het oog was verloren, maar zij voor spoedige oplossing niet vatbaar moest worden geacht en inlichtingen daaromtrent nog niet waren te geven. De leden, die dit punt opnieuw ter sprake brachten, vleiden zich na dit antwoord wel niet, dat de aangelegenheid reeds tot oplossing zal zijn gebracht, maar verklaarden niettemin met belangstelling te zullen ver nemen, in hoeverre zij inmiddels tot hare oplossing is genaderd." De Memorie van antwoord behelst over dit onderwerp het volgende„De aangelegenheid der teruggave van de Nederlandsche archieven, die zich nog te Parijs bevinden, is inderdaad nog niet tot op lossing gebracht en de ondergeteekende heeft gemeend te dier zake opnieuw in overleg met zijn ambtgenoot van Binnenlandsche Zaken te moeten treden." De inwerkingtreding der Wet op het notarisambt is bepaald op 30 December 1905. In de vergadering der rijksarchivarissen, 24 October 11. onder voor zitterschap van den Algemeenen rijksarchivaris te 's-Gravenhage gehouden, zijn de volgende conclusies genomen I in zake het in goeden staat houden, herstellen en herbinden van registers „Het in goeden staat houden der registers wordt bevorderd, indien zij rechtstandig in de kasten worden geplaatst en de in omslagen genaaide registers in portefeuilles opgenomen, terwijl bij het opbergen moet worden zorg gedragen, dat de zich aan het register bevindende snoeren worden vastgeknoopt. De registers moeten zooveel mogelijk in hun oorspronkelijken toestand worden hersteld. Bij het herbinden moet de oorspronkelijke inrichting tot model dienen, zóó dat van het hetzelfde materiaal wordt gebruik gemaakt en het register het oude karakter behoudt. Aan het herbinden dient een onderzoek van de samenstelling van het register vooraf te gaan om de volgorde der katernen en andere bijzonder heden met zekerheid vast te stellen. In meerdere gevallen is het dan wenschelijk de hierbij opgedane bevinding op schrift te brengen en in herinnering te houden. Was bij het inbinden gebruikt gemaakt van frag menten van andere handschriften, dan moeten die in het register worden 143 gelaten, tenzij zij zóó merkwaardig zijn, dat zij aan bibliotheken of derge lijke instellingen verdienen te worden afgegeven." II in zake het gebruik van daloewangpapier „De vergadering spreekt als hare meening uit, dat het daloewangpapier voor inbinden van registers aanvankelijk niet ongeschikt lijkt, doch dat eerst door proefnemingen op ruimer schaal en over een langer tijdsverloop een definitief oordeel hierover kan worden uitgesproken." Door het bestuur der Vereeniging van Archivarissen is ingevolge de opdracht der ledenvergadering tot den Minister van Binnenlandsche Zaken een schrijven van den volgenden inhoud gericht „Het Bestuur der Vereeniging van Archivarissen in Nederland heeft de eer U bij dezen mede te deelen, dat in de jaarvergadering van genoemde vereeniging, gehouden op 14 Juli 11., besloten is „den Minister van Binnenlandsche Zaken te verzoeken, de Rijksarchivarissen te willen aan schrijven, dat zij, wanneer hun een aanbod tot het in bewaring nemen van oude archieven wordt gedaan, den Minister daarmede in kennis zullen stellen, opdat door Z. Exc. de beslissing in dezen worde genomen". „Reden voor dit verzoek is, dat het de aandacht getrokken heeft, dat de rijksarchivarissen in de verschillende provinciën, wanneer zich het bovengenoemde geval voordoet, niet altijd op dezelfde wijze te werk gaan, terwijl toch in dezen een uniforme handelwijze zeer gewenscht zou zijn. Dat in sommige provinciën belangrijke gemeente-, waterschaps- en kerkelijke archieven in bewaring worden opgenomen, geeft een aanwijzing, dat in verschillende gevallen zulk een maatregel voor het behoud dier archieven noodzakelijk of wenschelijk wordt geacht, en doet vermoeden, dat zich ook in andere provinciën dergelijke archieven bevinden, waar voor bij eventueele aanbieding in bruikleen opneming in de rijksdepóts in overweging zou kunnen worden genomen." De Nederlandsche Vereeniging voor Gemeentebelangen heeft eene commissie, bestaande uit de heeren mr. L. A. Bybau, gemeentesecretaris van Delft, mr. H. J. Romeijn, commies-griffier der Eerste Kamer, jhr. mr. C. A. Elias, burgemeester van Zaandam, mr. A. R. Zimmerman, burge meester van Dordrecht, en dr. E. Wiersum, gemeentearchivaris van Rot terdam, opgedragen een onderzoek in te stellen naar de mogelijkheid van het invoeren van een algemeen erkend goed stelsel van registratuur bij de administratiën van alle belangrijke gemeenten van Nederland. De commissie zal in het bijzonder het zoogenaamde „decimale" stelsel van registratuur, eene wijziging van het stelsel „Stolzenberg", hebben te onder-

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1905 | | pagina 35