140
„Art. 167. Ten vorigen jare is gewezen op gebrek aan plaats
ruimte bij 's Rijks archief-depot te Maastricht en is er op aangedrongen,
dat de aangrenzende oude kazerne bij het archiefgebouw zou worden
getrokken. De Minister antwoordde, dat hij daarop bedacht was. 2) Men
vroeg, hoe het thans daarmede staat."
In de Memorie van antwoord zegt de minister omtrent
deze onderwerpen het volgende:
„Oude gemeen te- archieven. Dat in sommige plaatsen
het oud-archief der gemeente op onvoldoende wijze wordt bewaard en is
geordend, kan niet worden ontkend. Zoodra dan ook van eene dergelijke
onvoldoende bewaring of ordening blijkt, wordt van wege het Departement
den gemeentebesturen op dien ongewenschten toestand gewezen en op
verbetering aangedrongen. In verband met de Gemeentewet zal evenwel
bij onwillige gemeentebesturen van Regeeringswege geen dwang kunnen
worden uitgeoefend.
Inderdaad is door de Vereeniging van Archivarissen aan de Regeering
in overweging gegeven door eene wijziging van de Gemeentewet afdoende
verbetering mogelijk te maken, en de ondergeteekende, de noodzakelijkheid
erkennende om maatregelen te nemen, ten einde de oude archieven der
gemeenten voor verwaarloozing te beveiligen, wil gaarne de toezegging
geven, dat bij eene eventueele wijziging van de Gemeentewet ook de
mogelijkheid om daarin te voorzien in overweging zal worden genomen.
„Oude r e c h t e r I ij k e archieven. Ten einde de geschikt
heid te kunnen beoordeelen van den nieuw benoemden gemeente-archivaris
van Vlaardingen voor de verzorging van het oud archief aldaar, is dezen
door burgemeester en wethouders dier gemeente in verband met eene
aanschrijving van den ambtsvoorganger van den ondergeteekende de
bewerking opgedragen van een plan van inventaris van het rechterlijk
archief. De archivaris heeft zich onafgebroken met dien arbeid bezig
gehouden, voor zoover zijne werkzaamheden voor het oude en nieuwe
archief en de bibliotheek der gemeente het toelieten, en is met het voor
bereidend onderzoek gereed gekomen. Wanneer het afgewerkte plan door
hem zal kunnen worden ingediend, is nog niet met zekerheid te bepalen.
„Art. 166. In het algemeen wordt toegegeven, dat het zoowel
voor de goede bewerking der archieven als voor hen, die daarin wenschen
Zie Archievenblad XIII, blz. 164.
2) Aldaar blz. 167.
141
te studeeren, niet wenschelijk is, dat zij, die lange jaren het bestuur van
een archiefdepot hebben gehad, daaraan worden onttrokken en naar een
ander worden overgebracht, en dat hoe langer een archivaris aan eene
verzameling verbonden is, hij des te beter daarvan en van de geschiedenis
van het gewest op de hoogte is, terwijl verplaatsing ten gevolge kan
hebbeu, dat in twee archieven personen werkzaam worden gesteld, die
geruimen tijd behoeven om met de hun toevertrouwde verzamelingen
vertrouwd te gerakener kunnen evenwel geldige redenen bestaan om van
dezen regel in speciale gevallen af te wijken.
Ook kan niet worden ontkend, dat het feit, dat aan een nieuwen
ambtenaar terstond de rang van commies wordt gegeven wellicht, in het
algemeen genomen, niet overeenkomt met het grondbeginsel, dat aanleiding
gaf tot het Koninklijk besluit, waarbij de rangen van het archiefpersoneel,
de traktementen en periodieke verhoogingen zijn geregeld, en dat zulks
onbillijk kan schijnen tegenover de in dienst zijnde adjunct-commiezen,
doch eenig bindend voorschrift ten deze wordt in het genoemde Koninklijk
besluit niet gegeven, en het schijnt dan ook, dat aan de Regeering geheele
vrijheid moet worden gelaten om, waar zij dit noodig acht, van de in het
algemeen aangenomen gedragslijn af te wijken.
Wat speciaal de twee hier bedoelde gevallen betreft, kan de onder
geteekende slechts opmerken, dat deze benoemingen niet op zijne voor
dracht zijn geschied, zoodat hij te dezer zake geen nadere inlichtingen
kan geven.
„Art. 167. In de Memorie van Antwoord op het Voorloopig
Verslag nopens hoofdstuk V der Staatsbegrooting voor 1905 werd gezegd,
dat de vroeger afgebroken onderhandelingen betreffende terreinen te
Maastricht tusschen het Departement van Oorlog en die gemeente, op
verzoek van laatstgenoemde, werden hervat, zoodat de mogelijkheid niet
was uitgesloten, dat de gebouwen en het Rijksterrein ten zuiden en zuid
oosten van het Rijksarchiefgebouw voor een gedeelte ter beschikking van
het Departement van Binnenlandsche Zaken zouden kunnen worden gesteld,
indien tot uitbreiding van het Rijksarchiefgebouw mocht worden overgegaan.
Aangezien de bedoelde onderhandelingen nog niet tot een einde
hebben geleid, is in den stand der zaak geen verandering gekomen."
In het Voorloopig verslag over hoofdstuk III der staats
begrooting voor 1906 (Buitenlandsche zaken) leest men het volgende
„Teruggave van Nederlandsche archieven. Men besprak
opnieuw de ten vorigen jare behandelde aangelegenheid der teruggave van de
stukken en bescheiden, voor ons land van groote waarde, die zich nog