106 niet aan, of al die verzuimen van den heer Van Lanoeraad, waardoor zooveel verwarring in de kerkelijke archieven wordt gesticht, spruiten voort uit slordigheid; maar het schijnt toch niet overbodig er aan te herinneren, dat het recht eene crassa negligentia kent, die met dolus malus wordt gelijk gesteld. Er zijn echter nog erger zondaars dan de heer Van Lanoeraad de heer Hulsebos verhaalt van het verdwijnen van het aktenboek van Kockengen over 18591890, waarvan men vermoedt, „dat een nu reeds overleden persoon reden en gelegenheid had gehad het te doen verdwijnen". Ook in het archief van het provinciaal kerkbestuur van Zeeland bleek het een en ander te ontbreken. Ik meen dit ontbreken aldus te kunnen ver klaren. Mij is bekend, dat na de voltooiing van de uitgave van het vijfde deel van de Acta der provinciale en particuliere synoden door de professoren Reitsma en Van Veen al de acta synodalia uit de archieven van het provinciaal kerkbestuur van Zeeland, het classicaal be stuur van Middelburg en de kerkeraden van Middelburg en Vlissingen, die door de bewerkers geraadpleegd waren zonder er regu voor af te geven, en zonder dat de beheerders dier archieven van de uitleening aanteekening hadden gehouden, gezamenlijk in één pak zijn teruggezonden, zoodat het zeer wel mogelijk is, dat zij toen gedeeltelijk in het verkeerde archief zijn terecht gekomen. Ten slotte nog eene opmerking omtrent de oude doop-, trouw- en begraaf- boeken. Het valt op, hoeveel diergelijke registers aan dé overbrenging naar de mairieën in 1811 zijn ontsnapt; reeds de heer De Hullu wees hierop. Ik vond oude doop-, trouw- en begraafboeken vermeld in de kerkelijke archieven te Benschop, Zuilen, De Vuursche, IJsselstein, Ter Aa, Waverveen, Hilversum, Hazerswoude, Eysden, Woudrichem en Werkendam. Omgekeerd berusten in het gemeentearchief te Kampen de notulenboeken van den kerkeraad. Ik vermoed, zegt de heer Hulsebos, dat zij met de doopboeken in het gemeentearchief gekomen zijn. Het ware, dunkt mij, zaak, dat pogingen werden aangewend om die deelen naar het kerkelijk archief over te brengen. De tusschenkomst van den heer Hulsebos in een diergelijk geval te De Bilt heeft tot het gewenschte resultaat geleid. Gelijk men ziet, bevat het verslag veel leerrijks omtrent den ver waarloosden toestand der kerkelijke archieven. Ieder, die hart heeft voor die archieven, zal zich verheugen, dat de heer Hulsebos zich met de zware en verdrietige taak heeft belast om dien toestand te verbeteren. Overigens bevatten de Handelingen der Synode over 1905 niets omtrent de kerkelijke archieven behalve alleen het bericht, dat aan het classicaal bestuur van Heerenveen op zijn verzoek vergund werd het oud-archief der classis in het synodaal archiefgebouw in de Javastraat te 107 deponeeren. Uit het verslag van dr. Hulsebos kan men weten, dat daar ook de archieven der classicale besturen van 's-Gravenhage en Delft zijn geplaatst. R. FRUIN. Vernietiging van gemeentelijke archiefstukken. Door het bestuur der Vereeniging van Archivarissen is het volgende schrijven gericht tot den Minister van Binnenlandsche zaken „Het Bestuur der Vereeniging van Archivarissen in Nederland veroor looft zich de vrijheid Uwer Excellenties aandacht voor het navolgende in te roepen. „Reeds in oude tijden is het voortdurend aangroeien der archieven voor de gemeenten een groote last geweest, en sedert, vooral in de laatste halve eeuw, de massa beschreven papier overal zoo onrustbarend toeneemt, zal dit bezwaar op den duur zich meer en meer doen gevoelen de toestand zal ondragelijk worden. Zoo staat het niet alleen te vreezen, maar is het zelfs met zekerheid te voorspellen, dat vooral de kleinere gemeenten, welke niet over ruime geldmiddelen te beschikken hebben, er toe zullen moeten komen zich van de papiermassa, die in den weg ligt, te ontdoen, door ze naar den zolder te verwijzenals het mettertijd op den zolder te vol wordt, zal men den ouden, vuilen en verwaarloosden rommel vroeger of later meedoogenloos in massa opruimen. „Komt het eenmaal zoo ver, dan valt niet meer te denken aan eene zorgvuldige schifting; niemand weet meer den weg in de verwaarloosde pakken en hoopenmet het verwaarloosde wordt tegelijk het nuttige op geruimd. Dit dient zooveel mogelijk voorkomen, en het is daarom, dat het Bestuur zich veroorlooft aan Uwe Excellentie een denkbeeld ter over weging aan te bevelen. Het schijnt namelijk gewenscht, om, door het vooraf systematisch en met kennis van zaken aanwijzen van sommige stukken ter vernietiging, zoolang mogelijk te voorkomen, dat de boven geschetste noodtoestand zich doet gevoelen. Het schijnt ook wenschelijk, dat de opruiming planmatig en geregeld plaats heeft, om te voorkomen, dat (zooals nu dikwijls het geval is) van sommige serieën volgens den inval van het oogenblik een gedeelte vernietigd wordt en een ander, geschonden en dus nutteloos, deel bewaard blijft. Het schijnt aannemelijk, dat in vele gemeenten (vooral in de kleinere, waar deskundigen dikwijls ontbreken) eene betrouwbare handleiding, van hooger hand openbaar gemaakt, gaarne ontvangen zal worden en nuttige diensten zal kunnen bewijzen. Dergelijke handleiding zal zich geheel aansluiten bij de voor eenige jaren van wege Uwer Excellenties departement vastgestelde en verzonden lijst betreffende de archieven der provinciale griffiën.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1905 | | pagina 17