184
Toen Koning Lodewijk in 1806 de regeering had aanvaard, benoemde
Hij een Minister van binnenlandsche zaken.1)
Deze Minister was belast met:
het dienen van bericht, consideratiën en advies, omtrent alle zaken
rakende de binnenlandsche betrekkingen, welke aan geen bijzonder minis
terie waren opgedragen
de algemeene politie over de geneeskundige staatsregeling
het schoolwezen
den landbouw, 's rijks oeconomie, de visscherijen en tentoonstellingen;
de kunsten en wetenschappen
den waterstaat
den eeredienst. 2)
De bovengenoemde commissarissen en commissiën bleven aan den
Minister toegevoegd. 3)
Bij Kon. decreet van 23 Januari 1807, nos. 56 en 57, werden voor
de zaken van kunsten, wetenschappen en van het onder-
w ij s twee generale directiën ingesteld 4), nl.
eene voor het openbaar onderwijs en de wetenschappen, en
eene voor de schoone kunsten.
De Directeur-Generaal van het openbaar onder-
w ij s en der wetenschappen was werkzaam onder de directie
van den Minister van binnenlandsche zaken. „Zijne functiën en instructiën
waren gedetermineerd bij het speciaal decreet opzigtelijk het openbaar
onderwijs en de wetenschappen." 5)
De Directeur-Generaal der schoone kunsten was
directelijk met den Minister van binnenlandsche zaken werkzaam 6) en
o.m. belast
met het oppertoezicht en het onderhoud van het Kon. museum en
de museums en kabinetten, welke zich in de departementen bevonden, en
oo w n°n' ,decreet 4 1806 no- 8- Het beheer der algemeene politie werd
aan het Departement van binnenlandsche zaken ontnomen en overgebracht naar het
Departement van justitie en politie. In 1808 was het Departement van binnen
landsche zaken verdeeld in een Generaal secretariaat en drie divisiën.
mpnhl Vol£ens Ko° decreet van 25 Juni 1806 no. 10 zou de directie van den
openbaren eeredienst worden opgedragen aan den Directeur-Generaal van justitie
en politie maar bij Kon. decreet van 4 Juli 1806 no. 8 werd bepaald, dat de
eeredienst bij het Departement van binnenlandsche zaken bleef.
3) De Commissie van superintendence van den waterstaat werd bii Kon
decreet van 20 Januari 1807 no. 10 opgeheven. J
Volgens Kon. decreet van 20 November 1806 no. 13 zou ééue generale
directie worden ingesteld. De twee directeurs-generaal werden benoemd bii Kon
decreet van 22 Januari 18C7 nos. 34 en 58.
Kon. decreet 22 Januari 1807 no. 56.
Kon. decreet 22 Januari 1807 no. 57. De instructie is vastgesteld bij Kon.
decreet van 22 Januari 1807 no. 66. J
185
met de bevordering der schoone kunsten.
De twee vermelde generale directiën werden op den 14en October
1807 vereenigd en de Directeur-Generaal van openbaar onderwijs en
wetenschappen benoemd tot Directeur-Generaal der weten
schappen en kunsten.1)
Het beheer van den waterstaat werd op den Isten Februari
1807 2) aan het Departement van binnenlandsche zaken ontnomen, op
den lsten Januari 1809 weder bij dat departement gevoegd 3) en op den
lsten Juni 1809 opnieuw van dat departement afgescheiden. 4)
Het opperbestuur en oppertoezicht over de jacht en visscherij
werd door de wet van 17 April 1807 aan den Opperjagermeester
der Kroon 5), onder de onmiddelljjke bevelen van den Koning, opgedragen,
terwijl de behandeling der zaken van den openbaren eeredienst
op den 11 en Mei 1808 van het Departement van binnenlandsche zaken
werd afgescheiden G) en op den 22en Mei 1809 weder bjj dat departement
gevoegd, 7) welk departement toen den titel verkreeg van Departe
ment van binnenlandsche zaken en eeredienst, welke
titel, ingaande 1 Januari 1810, werd veranderd in Departement van
binnenlandsche zaken. 8)
Na de inlijving van het voormalig koninkrijk Holland bij Frankrijk 9)
werd een Rekwestmeester-Intendant van binnen
landsche zaken voor Holland benoemd 10), die op den len Januari
1811 is in functie getreden. Hij stond onder de bevelen van den
Minister van binnenlandsche zaken te Parijs.
Omtrent zijne werkzaamheden werd bepaald „II remplira les fonctions
qui par les articles ler et 11 du üécret du 18 Octobre dernier étaient
attribuées cumulativement au Conseiller d'Etat, Intendant-général des
finances. (II sera chargé de ce qui concerne la comptabilité et les budgets
des villes, il exercera la surveillance immédiate sur les prisons, dépots
de mendicité, établissemens de bienfaisance et autres établissemens
publics de tout genre.)
Kon. decreet 14 October 1807 no. 2.
J) Kon. decreet 20 Januari 1807 no. 10.
3) Kon. decreet 28 December 1808 no. 2. Bij Kon. decreet van 21 Januari
1809, no. 1, werd een comité-central van den waterstaat ingesteld, terwijl de water
staat de tweede divisie van het Dep. van binnenlandsche zaken werd.
4) Kon. decreet 22 Mei 1809, uo. 6.
s) Benoemd bij Kon. decreet van 4 Juli 1806, no. 6.
G) Kon. decreet 11 Mei 1808, no. 4.
7) Kon. decreet 22 Mei 1809, no. 6.
8) Kon. decreet 12 October 1809, no. 40.
9) Krachtens Keiz. decreet van 9 Juli 1810.
10) Keiz. decreet 18 November 1810, waarbij werd afgeweken van het bepaalde
in artt. 1 en 2 van het Keiz. decreet van 17 October 1810.