95 Luelef IJaens. Jan Lüelofs. 94 termijn der koopsom voldaan op 13 November 1680; op dien dag of daarna moet dus de acte van overdracht zijn verleden. Hoe komt het echter, dat acte No. II geen datum vermeldt? Men wist toch, wanneer de stoklegging plaats had, er was dus geen bezwaar dien datum in de acte te vermelden. De zaak schijnt te kunnen worden verklaard als volgt. Nadat de stoklegging was geschied, heeft de schulte de acte opgemaakt en geteekend (immers de acte en hare onderteekening zijn geschreven aus einem Guss, en de laatste is geschreven met dezelfde inkt als de acte, terwijl de andere onderteekeningen andere inkt verraden). Daarna zijn de andere handteekeniugen geplaatst, misschien is daarvoor eene afzonderlijke bijeenkomst gehouden. Bij die gelegenheid heeft de schulte 't stuk gezegeld, doch vergat hij, dat hij nog den datum der bezegeling moest vermelden. Hij had immers 't stuk geschreven en onder teekend en was er niet op verdacht, dat behalve het cachet ook nog de pen moest worden gehanteerd. Een dergelijk verzuim treffen wij aan in acte No. III. Dit stuk is geschreven door den inerfpachtnemer Dezen was het natuurlijk onbe kend, wanneer de schulte zijn zegel aan 't stuk zou hechten. Waar hij evenwel mededeeling doet van de stoklegging en van de namen der erfburen, die daarbij aanwezig waren, blijkt dat de rechtshandeling reeds was geschied. Hij vult daarom alles in, wat hem bekend was; doch toen de schulte 't stuk bezegelde, pleegde hij hetzelfde verzuim als bij acte No. II. Duidelijker wordt de zaak reeds bij de acte onder ISo. IV opgenomen. Op 9 Mei 1681 vindt de rechtshandeling plaats. Daarna wordt de acte opgemaakt, doch eerst op 3 Augustus wordt de acte afgegeven. Eerst tegen dien datum zal zij zijn geschreven, en zeker eerst toen bezegeld. Dat deze uitlegging van het ontbreken der data en van de dubbele data gewettigd is, blijkt uit acte No. V. De laatste regels der acte laten ten dezen opzichte aan duidelijkheid niets te wenschen over. Op 14 April 1614 heeft de rechtshandeling plaats, doch meer dan een jaar later wordt de oorkonde, die dit feit vastlegt, bezegeld. Zonder twijfel zullen bij onderzoek meerdere acten worden gevonden, waarin zulk een verschil is aan te toonen. Ik meende echter, dat vooral bij privaat-oorkonden uit de 17de eeuw zulks weinig voorkwam of moeilijk aan te toonen viel. Het scheen mij daarom niet van belang ontbloot, de aandacht hierop te vestigen. Joosting. I. Acte van aankoop door Jan Jansen c.u. van een stuk veen in de Smildervenen van Luelef Jans en zijn zoon. 4 Sept. 1680. Misschien omdat hij, gelijk blijkbaar is, een zoon was van den schulte, voor wien de handeling plaats vond. lek Luelef Jans met mijn soone Jan Luelefs lyen ende bekennen mits desen, voor ons en onse erfgenaemen, met wel voorbedachten raede in erfelycken vrijen eygendoom verkoft, oovergedraegen, getransport ende gecedeert te hebben, doende sulx mits deseD, aen Jan Jansen venemeester en Wijchgertjen echteluyden ende haeren erfgenaemen opte Smilde een seecker aupart veens, in de Srailderveenen aen de Legler syde gelegen, daer ten oosten de heer Gyselaer en ten westen Jan Eysen en Jan Hendricks schoemaecker naest aen swetten. Blyvende alle lusten ende lasten tot schaede en baete van den ankooper. En sulx voor de somma van een- hondert en vijfendartich carol, gulden, daervan de sestich carol, gl. aenstonts sullen moeten worden betaelt ende de resterende vyfenseventich carol, gl. op ankoomende St. Martini 1680. En sal by de betaelinge van het laetste termijn by den verkooper aen den kooper wyders verwissinge worden gedaen van stock, zegel en brieff, als des nae landtrechte is behoorende. Tot een oirkonde der waerheyt ende vestenisse deses soo is desen by contrahenten met een gelijckluydende neffens onderges. getuyge Lambert Wijntjens onderteyekent. Actum Dieveren den 4 September 1680. Luelef IJaens. Jan Lüelofs. Jan Jans, veenmester. L. Wijntjens, 1680. Deu 4 September 1080 syn de voors. genoemde sestich carol, gl. by den aenkooper betaelt. Actum ut supra. 1680 dato den 13 November bekennen die vercoperen ten vollen de resterende t' seventigh carolij gl. ontfangen te hebben. Oirconde haere handen. Luelef IJaens. Jan Lüelofs. II. Acte van overdracht aan Jan Jansen c.u. van een stuk veen in de Smildervenen door Luloff Jans en zijn zoon. 1680 1). Bekennen ende belijen Luloff Jans met sijn soon Jan Lulofifs, en caverende voor haere erfifgenaemen, met wel voorbedachten raede in erfflicken vrijen eijgendom verkoft te hebben, gelijck sij doen mits deseu, aen Jan Jansen veenmeester en Wijgertien Otten echteluijden en haerer erffgenamen op de Smilde een seecker anpart veens in de Smilderveenen aeu de Leggeler sijde gelegen, daer ten oosten van de breete den e. heer Gijselaer en ten westen Jan Eijsen en Jan Hendrijckx schoenmaecker naest aen swetten, en langh van de Heerendijck tot aan de Hijcker gruppe. Blijvende alle lusten en schaede tot laste van den aencoper. En sulck voor een summa van eenhondert en vijffendartigh carolijguldens. Belovende het vercochte veen voor alle opspraecke van ij mant te vrijen en bedancken den aneo- peren voor goede betaelinge. Doende oversulck de vercoperen de ancoperen overdracht, transport en cessie vant feen om daermede te doen gelijck een jeder met eijgen goedt gewoen is te doene, ende doende partijen voor mij scholtus en cuernoten, als waeren Harmen Cents en Boele Cornelis, stocklegginge, alles eon- In dorso van 't charter staat eene verklaring d.d. 14 Mei 1681 van Jan Jans. veenmeester, dat hij het stuk veen heeft gekocht ten behoeve der compagnie.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1905 | | pagina 9