166
reiden; bij die gelegenheid wordt tevens onderzocht, welke andere ver
zamelingen bij het Departement van Oorlog berustendie vóór bedoelden
datum een aanvang nemen en in hoever deze, hoewel niet vallende in
de termen van het bovengenoemd Koninklijk besluit, naar het Rijksarchief
zullen worden overgebracht. Het spreekt wel van zelf, dat het beginsel
wordt gehandhaafd, dat, als eene collectie wordt overgenomen, deze niet
zal worden geschonden door stukken of dossiers daarvan af te zonderen
en ze daardoor te verminken.
Oude registers van den burgerlijken stand. -
Door den ondergeteekende kan niet worden toegegevendat de opmer
king ten vorigen jare gemaakt, dat het eigendomsrecht van het Rijk op
de oude registers van den burgerlijken stand geenszins vaststaat, op
dwaling berust. Dezelfde meening werd o. a. ook uitgesproken in de
bijeenkomst der Rijksarchivarissen op 30 November 1897 (zie Ver
slagen omtrent 'sRijks oude Archieven 1897, blz. 65 vlgg.)
Wat tot weerlegging van die uitspraak thans wordt aangevoerd,
bevestigt juist de opvatting ten vorigen jare gehuldigd, daar uit de
opmerking, thans in het Voorloopig Verslag gemaakt, voortvloeit, dat
er reden zou kunnen bestaan voor de kerkbesturen om op teruggave
dezer stukken aan te dringen, hetgeen ook, onafhankelijk van eenigen
stap door de Regeering gedaanreeds in den loop van dit jaar door een
kerkbestuur is geschied.
Daarbij komt, dat die registers sinds 1811 in de gemeentearchieven
zijn opgenomen en dus feitelijk evengoed een deel uitmaken van het
gemeentearchief als de nieuwere registersdie volgens art. 22 van het
Burgerlijk Wetboek daartoe behooren.
Met het oog op een en ander blijft het den ondergeteekende voorkomen,
dat opvordering dezer archieven op dit oogenblik niet raadzaam zoude zijn.
Eene verzorging van genoemde registers, als in het Voorloopig Ver
slag bedoeld, zoude wellicht alleen bevorderd kunnen worden door eene
nadere wettelijke regeling van de gemeentearchieven, welke bij eene
eventueele wijziging van de gemeentewet in overweging zou kunnen
worden genomen.
Over de artikelen wordt in de Memorie van antwoord het
volgende gezegd
Art. 1876. De adjunct-archivaris belast met het secretariaat van
de Commissie van Advies voor 's Rijks geschiedkundige publicatiën genoot
tot dusverre eene jaarwedde van f 3000.
Ten einde dezen hoogst bekwamen ambtenaar voor den dienst van
's Rijks geschiedkundige publicatiën te kunnen behoudenwordt zijne
aanvangsjaarwedde op f 4000 voorgesteld. Of, en zoo ja, tot welk bedrag
167
en onder welke voorwaarden deze jaarwedde tot eene definitieve zal
worden opgevoerd, kan niet worden medegedeeld, aangezien hieromtrent
niets is vastgesteld. Eventueele verhooging zal echter niet worden toege
kend zonder dat de Staten-Generaal daaraan hunne goedkeuring hebben
gehecht.
Art. \Slf. De zaalwachter en de stoker ontvingen tot nu toe
respectievelijk f 420 en ƒ686.40; de jaarwedde hun thans toegekend be
draagt respectievelijk ƒ400 en 700.
Art. 190. Op de vraag, of de ondergeteekende werkzaam wil
zijn om in het bestaand gebrek aan ruimte, waaraan het Rijksarchief te
Maastricht lijdt, in den geest als in het Voorloopig Verslag bedoeld, te
voorzien, kan worden medegedeeld, dat reeds ten vorigen jare in deze
richting stappen zijn gedaan. Naar aanleiding toch van eene aanvrage
van de gemeente Maastricht aan het Departement van Oorlog om eenige
Rijksterreinen te verkrijgen voor den aanleg van een boulevard in ver
band met de uitbreiding der stad, werd door den ondergeteekende aan
den Minister van Oorlog verzocht om, ingeval de met de gemeente
Maastricht gevoerd wordende onderhandelingen tot eene overeenkomst
mochten leiden, van de transacties de gebouwen en het Rijksterrein ten
Z. en Z.O. van het Rijksarchiefgebouw voor een gedeelte uit te sluiten
en dit terrein c.a. te zijner tijd aan het Departement van Binnenlandsche
Zaken over te dragenmet welk verzoek de Minister van Oorlog ge-
reedelijk verklaarde rekening te zullen houden.
Alhoewel de onderhandelingen met de gemeente Maastricht in het
begin van dit jaar werden afgebroken, aangezien geen overeenkomst ter
zake kon worden verkregen, zoo werden deze door het Departement van
Oorlog, op verzoek van die gemeente, weder hervat, zoodat de moge
lijkheid niet is uitgesloten, dat de bedoelde terreinen en gebouwen, indien
tot uitbreiding van het Rijksarchiefgebouw mocht worden overgegaan
daartoe ter beschikking zullen zijn.
Nadere verhooging van het artikel. Door de ge
meente Zwolle is onlangs een perceel naast de Sassenpoort (Rijksarchief)
aldaar, waarin eene bakkerij was gevestigd, die voor het archief een
voortdurende oorzaak van brandgevaar opleverde, aangekocht en afgebroken.
Na de afbraak is gebleken, dat de vrijgekomen muur herstelling behoeft.
Ten einde tot deze herstelling, waarop bij het samenstellen van de
ontwerp-begrooting niet kon worden gerekend, in het volgend jaar te
kunnen overgaan, wordt het artikel alsnog met ƒ1000 verhoogd.
In de 25 October 1904 gehouden vergadering van rijksarchivarissen
werd over de in vele archief-depots voorhandene gedrukte stukken ge
handeld. De vergadering kwam tot de volgende conclusies