164
van het Rijk mocht kunnen worden betwist, hetgeen nog geenszins kan
worden toegegeven dan zou dit alleen kunnen geschieden door de kerk
besturen van welke die archieven indertijd werden overgenomendoch
stellig niet door de gemeentebesturen, aan wie zij eenvoudig ter bewaring
werden toevertrouwd, blijvende de Regeering steeds volkomen gerechtigd
om te allen tijde op andere wijze in die bewaring te voorzien.
Men wenschte thans te vernemen, of, en zoo ja welke, maatregelen
sedert het vorige jaar door den Minister zijn genomen.
Omtrent de verschillende artikelen teekent het Yoorloopig ver
slag alleen het volgende aan:
Art. 1876. Gevraagd werd, welke jaarwedde de adjunctarchivaris
belast met het secretariaat van de Commissie van Advies voor 's Rijks
Geschiedkundige Publicatiëntot dusver genoot.
Het trok voorts de aandachtdat het tractement van f 4000thans
te zijnen behoeve gevraagdals een aanvangsjaarwedde wordt voorgesteld
men stelde er belang in, te vernemen, tot welk bedrag en onder welke
voorwaarden deze jaarwedde tot eene definitieve zal worden opgevoerd.
Art. 187f. Men vroeg, hoeveel de bezoldiging bedraagt, welke thans
door den zaalwachter en den stoker, in de Memorie van Toelichting
bedoeld, genoten wordt, en welke jaarwedde hun thans wordt toe
gedacht.
Art. 190. Het Rijksarchief te Maastricht lijdt meer en meer aan
plaatsgebrek. Het kwam aan sommige leden zeer gewenscht voor, dat
de aangrenzende kazerne, zijnde een voor eene militaire huisvesting
weinig geschikt vroeger klooster, aan dat gebouw worde toegevoegd.
Gaarne zouden zij vernemen, of de Minister in deze richting werkzaam
wil zijn om in het bestaand gebrek aan ruimte te voorzien.
In de Memorie van antwoord repliceerde de Minister op
deze punten het volgende
Oude rechterlijke archieven. In de Memorie van
Antwoord op het Yoorloopig Yerslag nopens de Staatsbegrooting van 1904
werd medegedeeld, dat „wellicht in eene kleine Limburgsche gemeente"
zich nog rechterlijke archieven bevondenwaarvaningevolge de Ko
ninklijke besluiten van 8 Maart 1879 (Staatsblad no. 40) en 9 October
1883 (Staatsblad no. 141), overbrenging naar het Rijksarchiefdepot kan
worden geëischt.
Uit de sinds dien van den Rijksarchivaris in Limburg ontvangen
berichten is geblekendat in het afgeloopen jaar door hem bij zijn voort
gezet onderzoek geen rechterlijke archieven van dien aard zijn aangetroffen.
Wel doet de Rijksarchivaris al het mogelijke om rechterlijke archieven,
165
op andere plaatsen aangetroffen dan die, waarop de bedoelde Koninklijke
besluiten van toepassing zijnten behoeve van het Rijksarchiefdepot te
Maastricht te verwerven, en dit meermalen met gunstig resultaat, doch
men is hier afhankelijk van de meer of mindere welwillendheid van hen
in wier bezit deze rechterlijke archieven zich bevinden.
Wat Zierikzee betreft, zoo zijn de stukken, bedoeld in de lijst,
waarvan melding is gemaakt op pag 71 van de bovenbedoelde Memorie
van Antwoord, aan het Rijksarchiefdepot te Middelburg op het einde van
het vorige jaar overgedragen.
Ten vorigen jare werd door den ondergeteekende medegedeelddat
een onderzoekof kon worden voldaan aan het verzoek van de gemeente
Ylaardingen, om het rechterlijk archief overeenkomstig art. 2 van het
Koninklijk besluit van 8 Maart 1879 (Staatsblad no. 40) te mogen be
houden, aanhangig is.
Uit dat onderzoek is gebleken, dat, na het vertrek van den voor-
maligen gemeente-archivaris, een commies ter secretarie met het beheer
van het archief werd belast, doch dat het in de bedoeling van Burge
meester en Wethouders ligt, genoemden ambtenaar met ingang van 1
Januari 1905 van dit beheer te ontheffen en een sinds eenigen tijd aan
het archief verbonden tijdelijk ambtenaar definitief als gemeente-archivaris
te benoemenen dat daarvoor de noodige gelden op de begrooting voor
het volgende jaar zijn gebracht. Dat het genoegzaam zoude zijn ge
bleken, dat de gemeente Vlaardingen niet in de gelegenheid is behoorlijk
te voldoen aan de voorwaarden voor het inwilligen van haar verzoek,
kan mitsdien op dit oogenblik door den ondergeteekende niet worden
toegegeven.
De uitslag van een onderzoek, of de nieuw te benoemen titularis
de geschiktheid, door den ondergeteekende voor de verzorging van het
oud-archief noodig geacht, bezit, zal daartoe dienen te worden afgewacht.
Krijgsgeschiedkundig archief. Sedert het ten vorigen
jare in de Memorie van Antwoord te dezer zake gegeven antwoord is
het Koninklijk besluit van 16 Januari 1904 no. 30 tot stand gekomen
(Nederlandscbe Staatscourant van 23 Januari 1904, no. 19, zie Archie
venblad XII blz. 145) betreffende de overbrenging naar het Rijksarchief
te 's Gravenhage van de archieven van de voor 1831 opgeheven Departe
menten van Algemeen Bestuur en van het van voor 1831 dagteekenende
gedeelte van de archieven der in dat jaar bestaan hebbende Departe
menten van Algemeen Bestuur, waaruit noodzakelijk volgt, dat het
eigenlijk archief van het Departement van Oorlog in zijn geheel tot op
zekeren datum naar het Rijksarchief te 's Gravenhage zal worden over
gebracht.
Men is op het oogenblik werkzaam om die overneming voor te be-