148 schrijving der nummers is met de rest in overeenstemming. Zoo heet b.v. een deel „Resolutiënboek, 1670—1809"; uit de toelichting blijkt, dat het copieën van brieven uit het Resolutiënboek der stad Groningen bevat, Een ander deel heet kortweg: „Resolutiën, 1678—1811"; het bevat copieën van resolutiën der Stedelijke Regeering, gelijk eene noot zegt. Deze onjuiste betiteling der deelen wordt misleidend, waar zij in eene afdeeling „Handelingen van de Kerkvoogdij" zijn opgenomen. Eene andere beschrijving, die niet eens nader toegelicht wordt, luidt kort en krachtig: „Grossen, 1785—1821". Boven heb ik opgemerkt, dat de bijlagen tot de resolutiën, de inge komen stukken, den inhoud vormen van de vierde afdeeling van het archief; de bijlagen tot de rekeningen, de quitantiën, zijn niet met zooveel onder scheiding behandelt, zij zijn met een psalmboek (het eenige stuk, dat niet in de eerste afdeeling had kunnen worden opgenomen), met 93 grafbrieven en eenige grafboeken, collectebriefjes, registers van zitplaatsen enz. ver- eenigd tot de afdeeling Yaria, die dus ook haar naam met eere draagt. De eenige afdeeling van het archief, die behoorlijk bewerkt is, al is het dan volgens eene thans verouderde methode, is de tweede. De be schrijving der „charters' is dan ook grooteudeels woordelijk overgenomen uit het Register van het archief van Groningen van mr. H. O. Feith. Want deze inventaris biedt den opmerkzamen lezer van het Yoorbericht nog eene kostelijke verrassing. In dat voorbericht beschrijft Prof. Yan Rhijn, hoe hij de „handschriften, charters, boeken, bescheiden" van allerlei plaatsen bijeengebracht heeft; hij vond ze „ten huize van den Secretaris en op het kantoor van den Ontvangerin het Heilige Geest Gasthuis in de Pelsterstraat, waar de Yoogdij gedurende vele jaren vergaderdeen in het koor van, en voorts in allerlei ruimten, zelfs bedsteden, in de drie kerken." Nadat de hoogleeraar alles had bijeengebracht, beschrijft hij zijne werkzaamheid aldus „Een aantal stukken behoorden, blijkens den inhoud, aan andere stedelijke en gemeentelijke corporaties en keerden, volgens besluit van de Kerkvoogdij, tot hunne ware eigenaars terug. Het overige werd in gelijksoortige rubrieken ver- eenigd, in de archiefkamer geplaatst en in de volgende bladzijden gere gistreerd. Zoo men uit die beschrijving dus tot ééne gevolgtrekking gerechtigd is, dan is het wel tot deze, dat vóór de hoogleeraar de hand aan het werk sloeg, geen deel van de verzameling in het rijksarchief berustte, en dat thans het geheele, geregelde archief van kerkvoogden in het tot archiefkamer ingerichte vertrek in de Martinikerk is geplaatst. Slaat men nu echter den inventaris op, dan ziet men reeds in eene noot op blz. 1, dat enkele deelen en bijna alle charters door kerkvoogden in bruikleen zijn afgestaan aan het rijksarchief in Groningen; gedeeltelijk werden zij reeds in 1835 overgedragen, en zij schijnen daar nog altijd 149 te berusten. Waarschijnlijk viel deze bekentenis den heer Yan Rhijn, die een voorstander is van „het volle en geheel ongestoorde gebruik" van de kerkelijke archieven door de kerkelijke mannen en een tegenstander van „het denkbeeld om de kerkelijke archieven, onder de noodige waar borgen, af te staan aan het Rijksarchief", te zwaar. Waar de heer Yan Rhijn verzekert, dat „Groningen door de samen werking van verschillende colleges in het gelukkig bezit (kwam) van een provinciaal depót en van een, aan alle eischen beantwoordend, gemeentelijk Archief", daar zie ik mij tot mijn leedwezen verplicht hieraan toe te voegen, dat helaas de eerste inventaris, die van eene dier verzamelingen verschijnt, niet alleen niet aan alle, maar zelfs niet aan de meest be scheiden eischen beantwoordt. Ik betreur het ten zeerste, dat men nog in 1904 (of in 1905, want dat jaartal voert het „Register" op den titel) den moed heeft zulk een inventaris in het licht te geven. R. Fruin. Literatuur-kroniek. Levensberichten der afgestorven medeleden van de Maat schappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden. Leiden, Boek handel en Drukkerij voorheen E. J. Brill, 1904. Hierin geeft G. H. van Borssum Waalkes het levensbericht van M. E. van der Meulen, oud-archivaris van Bolsward, J. C. van Slee dat van H. de Jager, oud-archivaris van BrielleMr. J. G. C. Joosting dat van Mr. W. van de Poll, oud-archivaris van Nijmegen, en Mr. J. J. Tavenraat, oud-secretaris van Rotterdam, dat van J. H. W. Unger, archivaris dier gemeente. Overzicht van de door bronnenpublicatie aan te vullen leemten der Nederlandsche Geschiedkennis. 's GravenhageMartinus Nijhoff, 1904. Bij besluit van 26 Maart 1902, nr. 5, stelde H. M. de Koningin een Commissie van Advies voor 's Rijks Geschiedkundige Publicatiën in, met het doel om de systematische uitgave der bronnen van onze lands geschiedenis te bevorderen. Yoordat de Commissie met hare voorlichting begon, heeft zij het geheele te bewerken gebied willen verkennen en tevens in groote lijnen de publicatiën ontwerpen, die zij noodig keurde in het belang der beoefening van onze geschiedenis. Daarom is dit Overzicht samengesteld, dat aan verscheiden personen en vereenigingen is toegezondenop wier medewerking de Commissie staat maakt. Tevens spoort zij allen, die zich met het uitgeven van geschiedkundig materiaal bezighoudenaanom voortaan met haar te arbeiden in onderling ver-

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1905 | | pagina 36