138
tot bet rechterlijk archief behoorende, aan het Rijk is afgestaan, en dat
omgekeerd de rijksarchivaris in Utrecht het initiatief heeft genomen tot
de overdracht van eenige stukken uit het archief van de kerkvoogdij
van Benschop aan dat college. Zeer terecht verbaast de deskundige zich
over hetgeen te Odijk gebeurd is. Zie hier wat bij er van zegt. „Bij
het van rijkswege ingesteld onderzoek was gebleken, dat in het kerkelijk
archief aanwezig waren de protocollen van het gerecht van Odijck, van
1566 tot 1590 en van 1655 tot 1727. Zij zijn door den Minister van
Binnenlandsche Zaken opgevraagd voor het Rijksarchief te Utrecht, als
daarin behoorende. De predikant deelde mij mede, dat hij zich te dier
zake gewend had tot het Classicaal Bestuur, waaronder zijne gemeente
ressorteert, en dat hij van het moderamen den last gekregen had, het
opgevraagde niet af te geven, doch toe te staan, dat daarvan onder
behoorlijke controle afschrift gemaakt werd. Ik kon hem geen anderen
raad geven, dan zich aan de instructie van het boven hem gesteld
Kerkbestuur te houden, ofschoon ik meen, dat er geen bezwaar bestaat
tegen het afgeven van dergelijke stukken, als het ten minste na nauw
keurig onderzoek gebleken is, dat zij van zuiver burgerlijken aard zijn."
Omtrent bijkans al de door hem bezochte archieven in Utrecht maakt
de deskundige de opmerking, dat de kasten en kisten, bestemd tot ber
ging van het archief, geene voldoende ruimte meer bieden. Voor Bunnik
werd eene brandkast aangeschaft van die soort, „die speciaal gemaakt
zijn voor het bewaren van boeken, en waarvan de beproeving in 1902
ten overstaan o a, van drie leden der Synode te 's Gravenbage heeft
plaats gehad".
Behalve met de archieven van verscheidene Utrechtsche gemeenten
hield de heer Hulsebos zich ook bezig met de verwaarloosde archieven
te Nieuwpoort en te Stavenissewaarnaar hij een voorloopig onderzoek
instelde, met het archief der classis van Heusden en met enkele Geldersche
archieven, nl. met die, welke in het rijksarchief te Arnhem bewaard
worden, en met die van de Waalsche gemeente te Nijmegen en de
Nederduitsche gemeente te Besoyen. Opmerking verdient daarbij de
aanteekeningdat het in het rijksdepót bewaarde archief der classis
Nijmegen niet geraadpleegd mag worden dan met schriftelijk verlof van
het moderamen. Men ziet dus, dat vrees voor openbaarheid niemand behoeft
te weerhouden een archief in bruikleen af te staan aan het rijk. Met
bijzonder genoegen halen wij ook deze zinsneden uit het verslag aan:
„Tot behoud daarvan achtte ik de behandeling dier stukken door een
vertrouwd deskundige onmisbaar. Met de meeste zorg en gelukkig gevolg
zijn zijzooveel noodighersteld en in perkamenten band gebonden door
den heer C. L. DB Leur, ambtenaar van het gemeente-archief te Utrecht."
Zoo zijn er dus toch nog archiefambtenaren, die de Kerk vertrouwen kan!
139
Het is waar, de heer De Leur is niet aan een rijks- maar aan een
gemeentearchief verbonden.
De Synode nam in hare zitting van 21 Juli 1904 kennis van dit
belangrijk verslag, en zij besloot den 9deQ Augustus de aan dr. Hulsebos
verstrekte opdracht voor een jaar te vernieuwen. Dit besluit kan slechts
toegejuicht worden. Nu de Kerk zelve de noodige fondsen mist om hare
archieven behoorlijk te regelenmoet zij zich dubbel verheugendat zij
van de belangelooze hulp van dr. Hulsebos gebruik maken kanwaardoor
verdere verwaarloozing kan worden tegengegaan. De door hem bij zijne
onderzoekingen opgedane ondervinding zal zeker eene definitieve regeling
ten goede komen.
III.
Behalve deze hoofdpunten teekenen wij uitde Handelingen der
Synode nog het volgende aan
Het verslag der Synodale Commissie bericht, dat het Comité voor
de godsdienstige en zedelijke belangen der Nederlandsche Hervormde
arbeiders in Duitschland zijn archief, de notulen zijner vergaderingen en
zijne gevoerde correspondentie bevattende, aan het Synodaal archief heeft
afgestaan.
Nog met twee andere archiefquaestiën kwam de Synodale Commissie
in aanraking. Haar verslag vermeldt daaromtrent het volgende:
„Bij schrijven van 7 December 1903, gereg. onder no. 519, berichtte
ons het Classicaal Bestuur van Onderdendam, dat enkele van de in zijn archief
zich bevindende oude stukken (o.a. van de classis van Marne en Middelstum)
veel door den tijd hebben geleden. De herstelling van een paar der meest
beschadigde deelen zou f 30 moeten kosten. Het Classicaal Bestuur
verzocht nu, ook met het oog op de andere geschonden stukken, eene
ronde som van ƒ100 ter nadere vereffening voor de herstelling te zijner
dispositie te willen stellen.
Wij wonnen het advies in van den heer Dr. Hulsebos, die ons
o.a. deed opmerken, dat, door het bedrag van f 100 voor het Classicaal
Bestuur beschikbaar te stellenreeds het 5 deel van hetgeen in een
jaar voor de archieven beschikbaar isverbruikt zou zijn.
Bij schrijven van 25 Maart 1903, No. 1394, deelden wij aan het
Classicaal Bestuur mede, dat f 30, of zooveel minder als uit de rekening
blijken zal noodig te zijn, voor de herstelling van de twee meest
beschadigde stukken beschikbaar gesteld zou worden, onder voorwaarde,
dat de boeken op zoodanige plaats en wijze bewaard wordendat zij
niet na enkele jaren weder in verval geraken; en dat de Synodale