186 de Commissie tot de nieuwe wetsvoorstellen geopperde denkbeelden en kwam dus het concept-Reglement der heeren Bruins en Huber niet in behandeling. Toch verdient dit ontwerp wel de aandacht, vooral van de zijde der Nederlandsche archivarissen. Wij onderschrijven gaarne het oordeel der heeren Gooszen c.s. dat de artikelen zorgvuldig geformuleerd zijndat hun natuurlijke volgorde en samenhang aangenaam aandoenen dat de gegevene toelichtingen even duidelijk als zakelijk zijnal willen wij tegenover de heeren der Synode niet zoo onbeleefd zijn daaruit de conclusie te trekkendat het bedoelde concept „geen gewoon stuk werk" zou zijn. Yoor ons is het concept- Reglement vooral merkwaardig om den exclusieven geest, die er uit spreekt. Ik wijs nu niet op art. 9, waarin bepaald wordt, dat niemand tot een kerkelijk archief wordt toegelaten of er iets uit mag publiceeren dan met goedvinden van het bestuur, van wien het archief afkomstig is, en onder de door dat bestuur te stellen voorwaarden. Uit de toelichting blijkt, dat deze bepaling is ingegeven door den wensch om het recht van elk bestuur op het beheer van zijn eigen archief te waarborgen; zulk een bestuur zou dus volgens dat artikel volkomen bevoegd zijn den toegang tot zijn archief onbeperkt open te stellen. Intusschen de ontwerpers verwachten blijkbaar zulk een gevolg van hun voorstel niet, want door het verbod om iets uit een archief openbaar te maken zonder verlof van het bestuur, wien het toebehoort, wordt, gelijk zij zeggen, „de geheim houding verzekerd van archiefstukken, wier openbaarmaking in het nadeel van de Kerk zou kunnen zijn". Men ziet dusdat ook hier de vrees voor publiciteit, hoe dikwijls ook door de heeren der Synode ontkend, om den hoek komt kijken. Curieuser nog is hetgeen art. 8 en de toelichting er toe te lezen geven. Daarbij wordt het in bruikleen geven van kerkeljjke archieven verboden en bepaalddat de archievendie reeds aan eenig rijksdepót in bruikleen mochten zijn afgestaan, moeten worden teruggenomen. Op zichzelf is dit niet verrassend; men kent den eisch, dat de Kerk „het geheel ongestoorde gebruik" van hare archieven en „de volle, vrije en algeheele beschikking" er over moet hebben; dat die vordering in dit concept-Reglement zou worden belichaamd, was te verwachten. Maar wij meenden, dat de heeren der Synode van oordeel waren, dat „de ondervinding leert, dat hetgeen eenmaal aan het Rijksarchief of aan de Provinciale archieven is afgestaan, zeer moeilijk terug verkregen kan worden", en nu blijkt uit de toelichting tot dit artikeldat de niet-kerke- lijkendie het waagden dat gevoelen te betwijfelenhet bij het rechte einde hebben gehad: de terugneming der in bruikleen afgestane archieven steunt op de artt. 1787 en 1788 B. W. 137 Zoo heeft dit concept-Reglemental is het door de Synode niet nader in behandeling genomenalthans dit goede gedaandat het heeft afgerekend met twee beweringen, die telkens weer door de kerkelijke heeren werden aangevoerd: dat zij niet bevreesd zijn voor openbaar making hunner archieven, en dat de in bruikleen afgestane archieven voor goed voor de Kerk verloren zijn. Of is dit eene illusie, en zullende heeren doenalsof er niets gebeurd is II. Het rapport van den deskundige, dr. Hulsebos, is in de Bijlagen van de Handelingen der Synode (blz. 338 vlg.) afgedrukt, en behelst in hoofdzaak het volgende. De heer Hulsebos heeft van het te zijner beschikking gestelde bedrag ad f 1500.alleen zijne reis- en verblijf kosten betaald en het overschot gebruikt om „daar, waar eigen middelen onvoldoende waren of ontbrakende herstelling van archiefstukken en het aanschaffen van bewaarmiddelen mogelijk te maken". Deze handel wijze van den heer Hulsebos is, naar wij vernemen, reeds aan menig verwaarloosd archiefstuk ten goede gekomen. De deskundige heeft zich in de eerste plaats bezig gehouden met de kerkelijke archieven in de provincie Utrecht, waarbij hem het rapport van dr. De IIullutoenmaals adjunct-commies aan het rijksarchief te Utrecht, een gemakkelijken leiddraad verschafte. In enkele gemeentenwaarin bij het onderzoek van rijkswege misstanden waren aangetroffen, bleken die reeds te zijn wegge nomen, in andere beloofde men den deskundige er in te voorzien, in verscheidene werd met zijne hulp reeds het allernoodzakelijkste hersteld. Enkele gemeentenwaar men aan den van wege het rijksarchief gezonden ambtenaar den toegang tot het archief geweigerd had, lieten den heer Hulsebos zonder bezwaar toe, zoodat het verslag van dr. De Hullu o.a. aangaande Harmeien, Breukelen en Bunnik door dit verslag wordt aangevuld. Ook heeft dr. Hulsebos meermalen getracht eene juistere afscheiding tusschen kerkelijk en burgerlijk archief tot stand te brengen. Te De Bilt b.v. zijn de acta van den kerkeraad van 1689 tot 1733 opgeteekend in hetzelfde deel, dat de huwelijken na 1689 bevat en bij de invoering van den état civil naar het gemeentehuis is overgebracht. Het deel bleek zonder moeite splitsbaar, en op raad van den heer Hulsebos zal nu de kerkeraad bij het gemeentebestuur stappen doen om de kerkeraadsacta uit het trouwboek te doen verwijderen en aan den kerkeraad terug te geven. Instemming vindt het dan ook bij den deskundige, dat door den kerkeraad van Kamerik een deel, blijkbaar

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1905 | | pagina 30