134
toegepast. Het kerkelijk archiefwezen hebben wij hier voor ons zonder
een persoonlijken, algemeenen archivaris. Die in een vroeger Reglement
domineerende kerkelijke dignitaris is vervangen door de Algemeene Synodale
Commissie, in den regel bijgestaan bij de uitoefening van hare taak door
de Provinciale Kerkbesturen en de Classicale Besturenin bijzondere ge
vallen gesterkt door de hulp van een tijdelijk door haar aan te stellen
deskundige. De Secretarissen of Scriba's van Kerkeraden, Classicale
Besturen en Provinciale Kerkbesturen fungeeren, ieder in zijn ressort, als
beheerders van het daar aanwezig archief. Zij zijn de bewaarders, en
zullen het ook wel zijnaan wie de taak wordt opgedragen om volledige
inventarissen er van op te maken en bij te houden.
Er is ontegenzeggelijk veel aantrekkelijks in deze inrichtingom van
andere uitnemende dingenten aanzien van de bewaring en het gebruik
van de kerkelijke archieven voorgesteld, nu niet te spreken. Dat aan
haar als mogelijk kan worden gedacht is een treffend bewijs, welk eene
verandering er in de gezindheid van de leidende geesten in onze kerkelijke
samenleving is gekomen, sinds 1897, toen hij, dien velen onzer met
weemoed berdenken, prof. Reitsma, de zaak der archieven, van wier
toestand, hier en daar, hij in de bekende uitgave der oudste Synodale
acten zulk een bedroevend beeld schetste, opnieuw met nadruk aan de
orde stelde. Na velerlei schommelingen der openbare meening, en niet
zonder soms heftigen strijd, werd de regeling ter hand genomen. De
vruchten van dit streven zijn het .Reglement van 1902, het optreden en
de werkzaamheid van dr. Hulsebos, en nu dit concept. Beklaagt gij
het niet met ons, dat de Commissie-BRUINS zich bij de vervulling van
hare taak misschien te onvrij heeft gevoeld en het mandaat haar gegeven
zoo beperkt opvatte, dat gedachten, die ter Synode van 1902 en 1903
werden geuit, wellicht niet tot haar recht zijn gekomen? Hoe gaarne
hadden wij voorts gehoord van hare eigene „overtuiging omtrent de meest
gewenschte regeling van het archiefwezen", haar ideaal belichaamd
gezien in de andere regeling, waarvan zij spreekt en ook deze aan
ons en Uw oordeel onderworpen! Te meer, daar toch haar concept,
hoe voortreffelijk op zich zelf beschouwd, hoewel sommige lijnen volgend
in de kerkelijke adviezen aangegeven, moeilijk kan worden erkend als
eene „herziening" van het Reglement van 1902, waarvan in het besluit
der Synode des vorigen jaars sprake is. Weinig of niets toch bleef er
van over. Alle dingen zijn als nieuw geworden. Alleen art. 9 bleef
voortleven in art. 11de kosten worden gedragen door de Nederlandsche
Hervormde Kerk.
Haar op dit bezwaar leggen wij geen nadruk. De groote vraag, die
bij ons, door de bestudeering van het stuk opkwam is: of niet door het
concept-Reglement te zware lasten worden gelegd op de Algemeene
135
Synodale Commissie, en wel door de opdracht aan haar vaD een algemeen
archivariaat in de Kerk, maar ook of niet, in verband hiermede, onder
haar aan de Besturen van eiken rang, werkzaamheden worden opgelegd,
waarvan te voorzien isdat ze niet overal en door alle betrokkenen naar
behooren kunnen worden vervuld. Men denke alleen aan het inventari
seerendat aan de hooge eischen, in onze dagen gesteld, zal moeten
beantwoorden en inderdaad niet ieders werk is. En ook, hoe zal het
gaan met de taak aan de Algemeene Synodale Commissie opgedragen,
en de beslissing door haar, over datgene wat inderdaad „voor de geheele
Kerk en hare historie" van blijvende beteekenis is. Hoe, eindelijk, met
haren plicht om archiefstukken onder andere Besturen berustende, zij het
ook „onverminderd het recht van de eigenaars op hun eigendom en het
gebruik daarvan", „in bewaring te stellen in het archief van de Algemeene
Synode der Nederlandsche Hervormde Kerk"? Zoo zouden wij nog
kunnen vragenof de kwestie van het in bruikleen afstaan van de
kerkelijke archieven of gedeelten van kerkelijke archievenop bevredi
gende wijze werd opgelost, en of niet afzonderlijk moet worden gewag
gemaakt van een in bewaring geven er vandat op sommige plaatsen
zonder bezwaar in toepassing wordt gebracht.
Om tot een einde te komen: Uwe Commissie is het eens met dat
lid van de Synodale Commissie, die oordeelde, dat alsnog geen genoeg
zame gegevens voorhanden zijn om eene duurzame regeling van het
archiefwezen te ontwerpenen vooraldat de ervaring van den door die
Commissie aangewezen deskundige dient te worden afgewacht. Wij zijn
in menig opzicht vooruitgegaan, maar nog niet ver genoeg gekomen.
Het oog van velen is geopend voor de groote beteekenis van een wel
ingericht archiefwezen. De belangstelling er in wordt grooter en leidt
in breedere kringen tot handelend optreden. Men ga daarom voort met
Dr. Hulsebos te steunen door van zijne bereidvaardigheid tot hulpbetoon
in het onderzoekenordenen en onderhouden van de kerkelijke archieven
dankbaar gebruik te maken en den Kerkelijken Besturen kennis te geven
van 't geen hij deed en wil, maar ook door, zoo eenigszins mogelijk, de
noodzakelijke kosten, die worden gemaakt, op onbekrompen wijze te
helpen dragen. En liever dan een Reglement voorloopig vast te stellen
dat groote verdiensten heeft, maar waarin het laatste en beste woord
nog niet is uitgesprokenzouden wij het willen laten rusten en het bij
de gedurig aangroeiende bouwstoffen willen voegen, met behulp waarvan
later wij hopen: na niet te langen tijd! eene volledige regeling
van het archiefwezen der Nederlandsche Hervormde Kerk moet en kan
worden tot stand gebracht."
Gelijk te verwachten was, vereenigde de Synode zich met de door