100
oude notarieele archieven nu zijn de bepalingen der wet van 1842, spe
ciaal artikel 69toepasselijk.
Nu mag volgens laatstgenoemd artikel geen stuk buiten de bewaar
plaats, d. i. het vertrek waar de notarieele archieven zich bevinden,
worden gebracht.
Op de meeste plaatsen zal het gebruik maken dier archieven, bepaal
delijk het afschrift nemenvoor het grootste deel des jaars tamelijk wel
onuitvoerbaar, althans hoogst lastig zijn; immers de vertrekken zijn tot
een eenigszins langer vertoeven allerminst ingericht. Dikwijls is boven
dien de bergruimte zelve onvoldoende evenals de verlichting, terwijl ge
legenheid tot verwarming zoo goed als overal wordt gemist.
Al is het waar, dat hierin meer aanleiding zou gelegen zijn tot ver
betering der bedoelde lokalen dan tot verandering der aangehaalde wets
bepalingen, niet minder waar is het, dat alleen door wetswijziging kan
worden tegemoet gekomen aan een anderen en wel den grootsten misstand
op dit punt: alleen de notaris, aan wien de zorg voor de openbare
bewaarplaats is opgedragenmag afschriften of uittreksels van de daar
aanwezige stukken afgeven. (Zie art. 40.)
Daar echter maar al te dikwijls de notaris de oudere protocollen,
althans die van vóór de 18de eeuw, niet zal kunnen lezen, zal hij de
hulp van een deskundige, meestal een archivaris, moeten inroepen en op
dezen vertrouwende het afschrift of uittreksel voor „overeenkomstig met
het origineel" teekenen en daarvoor de verantwoordelijkheid op zich
moeten nemen. Deze wordt derhalve gedragen door dengene, die de ver-
eischte kennis mist en degene, die haar bezit, is, bij gebleken onwaarheid
der bedoelde verklaringniet aansprakelijk.
Een ander, niet minder gewichtig bezwaar, volgt uit art. 42, namelijk
dit, dat waar afschrift of uittreksel, inzage of mededeeling wordt ge
vraagd door belanghebbendendoor dezen zal moeten worden aangewezen
de akte of akten waarvan zij kennisneming verlangen en tevens door hen
zal moeten worden aangetoond, dat zij belanghebbenden zijn.
Nu zal dit mogelijk zijn waar de notaris voor wien en het tijdstip
waarop de akte werd verleden bekend zijn, maar meestal zal het, waar
bewijs uit de oude notarieele stukken moet worden geput, niet doenlijk
wezen. Er zal in zulk een geval juist een onderzoek noodig zijn om uit
te maken of en, zoo ja, welke akten van belang kunnen zijn en priori
staat dus wederom niet vast of zijdie de vraag tot den notaris-bewaarder
hebben gericht, „belanghebbenden" zijn.
Zie over het onderscheid tusschen oud en nieuw archief, agenda en acta
de grens, welke tusschen beide hier te lande wordt aangenomende bedoeling,
beteekenis en verschuifbaarheid der grens, de pas verschenen Handleiding
voor het ordenen en beschrijven van archieven door mrs. S.
Muller Fz., J. A. Feith en R. Frujn Th.Az., 14, blz. 23 e. v.
101
En aangenomendat bedoeld onderzoek van den bewaarder zou
kunnen gevorderd worden, dan doet zich, betreft het oudere stukken,
waarover het onderzoek zich zoude moeten uitstrekkendezelfde moeilijk
heid voor, als waarop men stuit bij het geven van afschriften of uittreksels
en zal de notaris-bewaarder daartoe in den regel niet in staat zijn.
Bovendien, art. 61 der wet van 1842 schrijft wel voor, dat „de
notarissen hunne minutenregisters en repertoria zorgvuldig in eene
regelmatige orde zullen bewaren", maar in de bewaarplaatsen is voor
het meerendeel zonder dat hiervan een grief aan de bewaarders kan
worden gemaakt die orde en regelmaat niet van dien aard, dat een
onderzoek als het bovenbedoelde in een betrekkelijk korten tijd te doen
zoude zijn. Dit kan noch mag van den bewaarder worden verwacht,
tot wiens taak het dan ook niet geacht mag worden te behooren.
Daarbij komt nog, dat de inrichting der meeste bewaarplaatsen
dikwijls niet eene wijze van berging toelaat, die zulk een onderzoek, zij
het dan zelfs door den bewaarder zeivan, bevordert, laat staan spoedig
doenlijk maakt.
Het gevolg van dit alles is, dat in verreweg de meeste gevallen de
oude notarieele archieven voor de belanghebbenden gesloten zijn en
blijvenen dat de mogelijk zich daar bevindende bewijzen hunner rechten
voor hen onbereikbaar zijn tengevolge van de bepalingen der wet zelve.
Eindelijk is er nog eene andere gewichtige reden, waarom de met
het oog op practische belangen onnoodige, ja zelfs schadelijke ontoeganke
lijkheid der oude meer speciaal van de vorige eeuwen dagteekenende
notarieele archieven, dient te worden opgeheven.
Die reden is gelegen in het groot wetenschappelijk belang daarbij
betrokken. Immers het springt in het oog, dat bij de thans geldende
bepalingen en handhaving daarvan elk wetenschappelijk onderzoek onmo
gelijk is. De oude notarieele protocollen zouden voor dergelijke nasporingen
een gesloten boek zijn geblevenware het niet dat de bewaarders
naar den ondergeteekende van betrouwbare zijde werd medegedeeld
van de strenge toepassing der wettelijke bepalingen eenigszins hadden
afgezienen eenige faciliteiten hadden toegestaan.
Welk nut uit wetenschappelijk oogpunt, en dus in het algemeen
belang, daaruit te trekken valt, bewijzen o. a. de tallooze bijzonderheden
in de laatste jaren aan den dag gebracht omtrent de hier te lande bestaan
hebbende schilderscholen en onze beroemde schilders, hun leven en hunne
werken. Maar dit niet alleen, nog veel meer zal uit die oude notarieele
protocollen te leeren zijn. Ondergeteekende wijst slechts op het groote
veld der rechtsgeschiedenis en dat der oeconomische verhoudingen, waar
over zij belangrijke gegevens bevatten. Daarbij moet er omtrent de huise
lijke inrichtingen, het meubilair en zooveel meer de leefwijze onzer voor-