62 de wegen 1), vaarten, veeren, droogmakerijen, met de daartoe behoorende voorwerpen, stoomwerktuigen, sluizen, bruggen, ponten en soortgelijken, welke inkomsten van tol-, vaart-, sluis-, brug- of veergelden of anderszins opleverden of konden opleveren, dienende tot onderhoud dier wegen enz., en waarvan het onderhoud moest strekken tot aflossing of teruggave van gedane geldleeningen of van door 's rijksschatkist of door het Amortisatie syndicaat verstrekte verschotten. Krachtens Kon. besluit van 20 Januari 1829, no. 83, J) werd het beheer en toezicht over de groote wegen der le klasse, het toezicht over die der 2e klasse, mitsgaders de directie en het toezicht over de werken, ver meld in voormeld Kon. besluit van 12 Augustus 1828, no. 110, uitgeoefend door de ambtenaren der domeinen; het beheer der groote wegen van de 2e klasse verbleef aan de Staten der respectieve provinciën, „met dien verstande nochtans, dat de betrekkingen der administratie van den Water staat tot dit onderwerp gehouden werden als op de permanente Commissie uit het Amortisatie-syndicaat te zijn overgegaan"; de zorg en de kosten van het onderhoud van die gedeelten der groote wegen van de 2e klasse, welke door de steden liepen, bleven aan de stedelijke besturen opgedragen, onder het toezicht van de permanente Commissie uit het Amortisatie syndicaat. Het beplanten der groote wegen van de le en 2e klasse geschiedde door de zorg en voor rekening van het Amortisatie-syndicaat. Alle verzoeken tot het oprichten, bouwen of opslaan van woningen, hutten, schuren, stallen, bergplaatsen, bruggen, duikers, of het maken van dammen, paden of toegangen, langs de groote wegen der le en 2e klasse en vaarten, zoomede alle verzoeken tot het aanleggen van eenige overvaart over vaarten enz., werden door genoemde permanente Commissie ter kennis van de Gouverneurs en Gedeputeerde Staten der provinciën gebracht en moesten, bij ontstentenis van overeenstemming, aan de Koninklijke beslis sing worden onderworpen. Het Departement der Ontvangsten werd krachtens de Kon. besluiten van 6 April 1831, no. 61, en 9 September 1831, no. 13, ingaande den 20 September 1831 met het Departement van financiën vereenigd. Yan dien dag af gingen op den Minister van financiën over: 3) alle betrekkingen en werkzaamheden van den President van den Raad van ontvangsten, de Staatsraden-administrateurs der directe belastingen, in- en uitgaande rechten en accijnzen, van de posterijen en verdere middelen van vervoer, alsmede voor de registratie, het kadaster en de Ook de wegen door particulieren aangelegd, maar die door het Rijk uit de opbrengst der tollen moesten worden onderhouden. J) Luttenberg's Chron. verz. 3) Bij Kon. Besl. van 22 Jan. 1841 (Bijv. St.bl. 34) werden de werkzaamheden van den Minister van financiën belangrijk uitgebreid, 63 loterijen, „met uitzondering, ten aanzien van dezen laatsten, van al het geen het kadaster betrof, als uitsluitend aan hem tot aan deszelfs voltooiing blijvende opgedragen". In verband daarmede werd het Departement van financiën samengesteld uit 6 bureaux 2) als le. bureau: Generale Secretarie. 2e. Generale Thesaurie. 3e. 's Rijks uitgaven. 4e. Directe belastingen, in- en uitgaande rechten en accijnzen. 3) 5e. Registratie en loterijen. 6e. Posterijen en verdere middelen van vervoer. Bij de wet van 27 December 1840 (St.bl.no. 77) werd bepaald, dat het Amortisatie-syndicaat met den laatsten December 1840 zou worden ontbonden en het beheerder rijksdomeinen, hetwelk bij art. 3 der wet van ,27 December 1822 (St.bl. no. 59) aan dat Syndicaat was opgedragen, alsmede het beheer der wegen, vaarten, veeren, droogmake rijen enz. 4) zou worden gebracht onder het bestuur van een of meer bestaande departementen. Ter uitvoering van die wet werd bij Kon. besluit van 22 Maart 1841, no. 112, 5) ingaande 1 Mei 1841: 1 het bestuur der domeinen en het geldel ij k beheer der groote wegen, vaarten, kanalen, schipbrug-, stoomboot-, schuit- en pontveeren, tegelijk met alle andere zaken van het ontbonden Amortisatie syndicaat, opgedragen aan den Minister van financiën. e) De administratie van het kadaster werd, ingaande den len Febr. 1834, met het Departement van financiën vereenigd (Kon. besl. 21 Jan. 1834, no. 11, St. Cour. 31 Jan. 1834). i) Kon. besl. 9 Sept. 1831 no. 13 (Bijv. St.bl. XVIII, 421). 3) Bet afzonderlijk bureau voor de statistiek van den handel hield als zoodanig op te bestaande daartoe behoorende werkzaamheden werden over de andere afdeelingen van het bureau der in- en uitgaande rechten verdeeld (Kon. besl. 9 Sept. 1831 no. 13). Toen de bij het Departement van buitenlandsche zaken bestaan hebbende administratie der Nationale Nijverheid werd opgeheven, werd de behandeling van de tarieven der in- en uitgaande rechten, van de Rijn-, Schelde- en Maasvaart, benevens van den dienst der stoomsleepers op de Waal, opgedragen aan het Departement van financiën (Kon. besl. 4 Febr. 1841, no. 101, Bijv. St.bl. XXVIII, 108). 4) Zie Kon. besl. van 12 Aug. 1828, no. 110 (hiervoren gemeld). s) Bijv. St.bl. XXVIII, 166. 6) Onder het geldelijk beheer, aan het Dep. v. fin. opgedragen, behoorden: de verpachtingen en verkoopingende invordering en ontvangsten van alle batende toepassing en uitvoering van alle tarieven van sluis-, brug-, veer-, weg-, kanaal- en vaartgeldende geldleeningen op de wegen en kanalen gedaan (Art. 1. Kon. besl. 27 Mrt. 1841, no. 91). Alle voorwaarden van verpachting en verkoopingalle tarieven van tol-, sluis-, brug-, veer-, weg-, kanaal- en vaartgelden, en alle wijzi gingen, tot de goederen, waarvan het materieel beheer tot het Dep. van binnenl. zaken

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1904 | | pagina 37