60 Het Departement der ontvangsten werd, ingevolge Kon. besluit van 16 November 1823, no. 89,bestuurd door den Minister van Staat, belast met de generale directie der ontvangsten, en vijf administrateurs, te zamen vormende een Raad van administratie. Dat departement werd bij Kon. besluit van 30 Maart 1824 no. Ill ingaande den 1 April 1824, gebracht onder het beheer van een Raad der ontvangsten en van administrateurs, onder het voorzitterschap van den Minister van financiën, bij welken Raad dezelfde onderwerpen werden behandeld, als bij besluit van 16 November 1823 no. 89 2) moesten worden overwogen bij den toen ingestelden Raad van administratie. Bij dien Raad moesten in overweging worden gebracht alle ontwerpen van wetten, van besluiten en verordeningen, die van eene algemeene werking waren, als mede alle wijzigingen daarin; alle circulaire orders en voorschriften be trekkelijk de invoering en uitvoering van die wetten en verordeningen, wanneer zij aan de Koninklijke goedkeuring moesten onderworpen worden of door den Minister werden geoordeeld voor eene deliberatie in den Raad vatbaar te zijnbenevens alle zoodanige zaken, omtrent welke de Minister dienstig mocht oordeelen het gevoelen van den Raad in te winnen. Het Departement der ontvangsten had in ieder der bijzondere administrateurs, die tot het departement behoorden, het opper toezicht, het bestuur, de directie, verificatie en controle over alle 's rijks ontvangsten 3). Naar aanleiding van het Kon. besluit van 26 December 1823, no. 59, werden bij Kon. besluit van 3 Januari 1824, no. 83, twee administra teurs benoemd en bij het Departement van financiën werkzaam gesteld. De eene werd belast met het beheer der generale thesaurie en de tweede met het beheer over 'srijks uitgaven, waaronder de borgtochten begrepen waren. Deze administrateurs ontvingen ten opzichte van hunne administratie de noodige bevelen van den Minister van financiën. Zij mochten geene officiëele briefwisseling met elkander voeren, maar moesten zich in onderlinge conferentie verstaan en elkander de hand leenen in alle zoodanige zaken, welker voorbereiding en instructie meer dan éénen administrateur betrof. Zij vormden met den Minister van financiën een Raad. Het beheer der geldmiddelen in het Koninkrijk werd bij Kon. besluit 9 St. Cour. 3 April 1824. 2) Handl. St. best. I, 2e st., 12. 3) Bij art. 14 van het Kon. besl. van 30 Mrt. 1824 no. Ill (St. Cour. 3 April 1824) werd bet toezicht over de postwagens, diligences, stoombooten, veerschepen, schuiten, en alle andere middelen van vervoer, van het Departement van binnen- landsche zaken en waterstaat naar het Departement der ontvangsten overgebracht, „om bij de onder hetzelve ressorteerende post-administratie te worden gevoerd." (Zie Ao. 1846). 61 van 24 October 1824, no. 69, nader geregeld. Bij dat besluit werd de Minister van financiën belast met het beheer van 's Rijksschatkist en met de controle over 's rijks ontvangsten 3). Maatregelen van orde, ter be spoediging van de werkzaamheden bij de departementen van Algemeen bestuur, werden bij Kon. besluit van 8 Jan. 1825, no. 100, 3) vastgesteld. De administratie van het Kadaster werd bij Kon. besluit van 6 December 1825 4), ingaande den len Januari 1826, van het hoofdbestuurder directe belastingen, in- en uitgaande rechten en accijnzen afgescheiden en gebracht onder het hoofdbestuur der registratie en loterijen. De Staatsraad, belast met het hoofdbestuur der registratie en loterijen, verkreeg den titel van Staatraad-administrateur van de registratie, van het kadaster en de loterijen, en moest alle werkzaamheden, welke met betrekking tot het kadaster waren opgedragen aan den Staatsraad-admi nistrateur der directe belastingen, in- en uitgaande rechten en accijnzen, overnemen. Alle bepalingen de Comptabiliteit betreffende, welke vereischt werden om de betaling te verzekeren van uitgaven door den Koning toegestaan en aangewezen, werden krachtens Kon. besluit van 30 September 1827, no. 117, 6) overgelaten aan het Departement van financiën, na overleg met zoodanig ministerieel departement of administrateur, als daarbij betrokken was, en met de Algemeene Rekenkamer. Het domein- en boschbeheer in de provinciën werd bij Kon. besluit van 8 Januari 1828, no. 93, 6) opnieuw geregeld. De ambte naren der registratie werden van het beheer van 's rijks domeinen ontslagen 7) en dat beheer opgedragen aan agenten van het domein. In ieder ressort van administratie van domeinen werd een inspecteur aangesteld, wiens betrekkingen tot den administrateur der domeinen en tot de agenten van het domein door eene permanente commissie uit het Amortisatie syn dicaat werd bepaald. 8) Onder het beheer en onderhoud van het Amortisatie-s yndi- dicaat werden bij Kon. besluit van 12 Augustus 1828, no. 110 9), gebracht: J) Bijv. St.bl. XII, 2249. (Zie Kon. besl. van 30 Sept. 1827 no. 117, hierna vermeld.) s) De Minister van financiën werd Algemeen rijkskassier (art. 416 Kon besl. 24 Oct. 1824 no. 69). 3) Handl. St. best. I, le St., 2. 4) Bijv. St.bl., 246. Bijv. St.bl., bekn. uitg. V, 608. (Zie Kon. besl. van 24 Oct. 1824 no. 69 hiervoren gemeld.) 6) Bijv. St. 1032. 7) Zie Kon. besl. van 4 Sept. 1823 no. 9 (hiervoren gemeld). 8) Zie art. 3 wet 27 Dec. 1822 (St.bl. no. 59). 9) Bijv. St.bl. 1039.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1904 | | pagina 36