58
meene directie der posterijen bij laatstgenoemd Kon. besluit, met ingang
van 1 Augustus 1819, opgeheven, terwijl aangaande het beheer over het recht
van den waarborg der gouden en zilveren werken werd bepaald, dat dit
bleef opgedragen aan het college van Raden en Generaalmeesteren der
munt, in voege als zulks bij de wet van 19 Mei 1819 was vastgesteld.
Eene afzonderlijke afdeelingAdministratie van 'srijks
uitgaven werd, ingevolge Kon. besl. van 4 Juli 1819, la R. 4. no.
19, bij het Departement van financiën ingesteld, terwijl de Minister van
financiën, onder de onmiddellijke bevelen van den Koning, persoonlijk
werd belast met de directie van 's rijks schatkist, met de algemeene
controle van 's rijks ontvangsten en met het bestuur der uitgaven, welke
uit de schatkist werden gedaan. In die directie werd hij bijgestaan door
een referendaris, belast met de administratie der generale thesaurie, en
een referendaris, belast met de administratie van 's rijks uitgaven.
Bij Kon. besluit van 21 December 1820, no. 99 s), werden de generale
directiën der in- en uitgaande rechten en indirecte be
lastingen èn die der directe belastingen en posterijen,
ingaande den 1 Januari 1821, als zelfstandige departementen opgeheven en
die administratiën vereenigd, met bepaling, dat de verschillende werk
zaamheden daartoe betrekkelijk zouden worden bestuurd door een Mi
nister van Staat, met den titel van Minister van Staat, belast
met de generale directie der ontvangsten, geassisteerd
door een Raad van financiën, bestaande uitden Minister van
financiën, voorzitterden Minister van Staat belast met de generale
directie der ontvangsten, liddrie leden, telken reize voor een half jaar
door den Koning te benoemen, en den secretaris-generaal van het
Departement van financiën, secretaris. 3)
Genoemde Minister van Staat werd belast met het oppertoezicht over
de directie, invordering, recherche, surveillance en verantwoording van
's lands middelen, bekend onder den naam van directe belastingen, in- en
uitgaande rechten, accijnzen en watertollenmet het bestuur der werk
zaamheden tot invoering van het kadaster 4), over de rechten van regis
tratie, griffie, hypotheek, zegel, successie en eigendomsovergang bij over
lijden en over de loterijenmet het bestuur over den dienst der brieven
en paardenposterijen en verdere middelen van vervoer, en met de verificatie
en de controle der verantwoordingen van de directeurs der brievenposterijen.
Hij was tevens voorzitter van den bij Kon, besluit van 21 December 1820, no.
99, ingestelden Raad van administratie, welke was samen-
Staande onder het bestuur van een Postmeester-Generaal.
2) St. Cour. 27 Dec. 1820.
3) Kon. besl. 31 Dec. 1820 no. 48.
4) Voor het bestuur over werkzaamheden van het kadaster werd eene commissie,
onder voorzitterschap van den Minister, ingesteld (Kon. besl. 21 Dec. 1820 no. 90).
59
gesteld uit de administrateurs en inspecteurs-generaal, bij zijne administratie
werkzaam gesteld.
De Raad en Rekenkamer der domeinen werd bij
Kon. besluit van 20 April 1821, no. 83, ingaande den 1 Mei 1821, opge
heven, terwijl de afdoening van eenige domaniale zaken bij speciale
besluiten aan den gewezen president 2) werd opgedragen.
Bij Kon. besluit van 27 Jan. 1823 3) werden de Generale directie
van 's lands amortisatiekas 4) en het Syndicaat der
Nederlanden, krachtens de Wet van 27 December 1822 (St.bl.no. 59)
vereenigd onder den naam van Amortisatie Syndicaat. Dit
Syndicaat werd samengesteld op den voet van het gemelde Syndicaat der
Nederlanden en o.m. belast met het beheer over 's Rijks domeinen. s)
Omtrent de samenstelling van en de dienstregeling bij de departe
menten van Algemeen bestuur, de behandeling van ingekomen en uitgaande
stukken, het aanleggen en bijhouden van agenda's en indices, werden bij
Kon. besluit van 4 September 1823, no. 7, 6) algemeene bepalingen vast
gesteld.
Het bestuur en toezicht over de onderscheidene takken der ont
vangsten in de provinciën, werden onder de generale directie
van den Minister van Staat, belast met de generale directie der ontvang
sten, bij Kon. besluit van 4 September 1823, no. 9, 7) ingaande den 1 Januari
1824, opgedragen aan de Gouverneurs in de verschillende provinciën,
geassisteerd door Raden van administratie. 8) De Gouverneurs werden
belast met de uitvoering der wetten en Koninklijke besluiten betrekkelijk
de ontvangsten in de provinciën, terwijl zij met betrekking tot alle zaken,
in welke het op de uitlegging der wet aankwam of waarin eenige twijfel
over de duidelijke letter van de wet en verder gegeven orders bestond,
verplicht waren om de zaak met hunne consideratiën ter kennis van de
generale directie der ontvangsten te brengen. 9)
x) Zie Souv. besl. 16 Dec. 1813 no. 52.
J) C. A. Fannius Scholten.
3) St. Cour. 29 Jan. 1823.
4) Bij Kon. besl. van 23 Mrt. 1816 gesteld onder het beheer van den Minister
van financiën.
Art. 3 wet 27 Dec. 1822 (St.bl. no. 59).
6) Bijv. St.bl. bekn. uitg., V, 591.
7) Bijv. St.bl. I, 493.
8) De samenstelling van deze Raden van administratie werd geregeld bij Kon.
besl. van 16 Nov. 1823 no. 88 (Handl, St.best. I, 2e st., 399) en van 16 Sept.
1825 no. 110 (Handl. St.best. I, 2e st., 427).
Art. 1 Kon.besl. 16 Nov. 1823 no. 88 (Handl. St.best. I, 2e st., 399).
Krachtens Kon. besl. van 16 Sept. 1825 no. 110 (Handl. St.best. I, 2e st., 472)
moesten de Gouverneurs zich wenden tot den administrateur van dien tak der
ontvangsten, tot welken de zaak betrekkelijk was, terwijl alle beschikkingen van
het hoofdbestuur uitgingen op naam van den betrokken administrateur.