Over Spaansche en Portugeesche archieven.
24
stand te brengen, heeft nog niet veel succes beleefd van haar verdienstelijk
pogen. Men is steeds aan het delibereeren, debatteeren, rapporteeren en
renvoyeerener is nog geen einde aan de zaak te zien en ik zou u ver
moeien, zoo ik uiteenzette, hoe de zaken op dit oogenblik staan. Toch
is er nu althans iets gedaandoor de verdienstelijke belangeloosheid
van Dr. G. A. Hulsebos is de Synode in staat gesteld, om gedurende
één jaar, tegen vergoeding van reis- en verblijfkosten alleen, een ijverig
en belangstellend persoon met de zorg voor de kerkelijke archieven te
belasten. Ik benijd den aangestelden deze opdracht niet, die hem (zonder
eenig voordeel) belast met eene zéér zware en zéér ondankbare taak.
Maar toch verheug ik mij in de tegenwoordige omstandigheden van harte
over zijne benoeming. Het feit, dat er thans een persoon is, die toeziet
op de kerkelijke archieven en tot wien de beheerders van noodlijdende
archieven zich kunnen wenden om hulp en bijstand, is een groote voor
uitgang en kan niet anders dan een heilrijken invloed op den toestand
dier archieven oefenen.
Nog één feit blijft thans ter vermelding over. Ten vorigen jare zat
Unger nog in ons midden; thans is hij van ons heengegaan voor goed.
Veel heeft het Rotterdamsche archief in hem verloren, dat hij aantrof in
de ongeschikte benedenlokalen van het Museum Boymans, waaraan het
allengs ontgroeid was. Door hem is het onder zijn beheer sterk vermeer
derde archief overgebracht naar het nieuwe ruime gebouw, dat gehee!
zijne schepping is en waarin hij de omvangrijke verzameling heeft gehuis
vest en georganiseerd. Zijn heengaan op dit oogenblik, nu het rustige
beschrijven zijner schatten beginnen kon, is wel dubbel treurig. Maar
als eene schoone erfenis laat bij aan zijne stad na het archief, onder hem
opgegroeid tot eene zelfstandige wetenschappelijke inrichting. En de
Bronnen voor de geschiedenis van Rotterdam
zijne scheppingwaaraan hij met rustelooze vlijt het meest heeft gearbeid
zullen er altijd toe bijdragenom de reputatie van de Nederlandsche
archivarissen hoog te doen houden; want luide getuigen zij, dat
bevordering der geschiedkundige wetenschap zijn hoofdwerk is geweest
en zijne lust.
S. MULLER Pz.
Gaarne geef ik gehoor aan de uitnoodiging dor redactie van het
Archievenblad om in dit tijdschrift het een en ander mee te deelen over
de reis, die ik in opdracht der Regeering ondernomen heb in het Pyre-
neesche schiereiland. eliswaar heb ik, behalve Spaansche en Portu-
25
geesche archieven, ook het rijksarchief te Brussel bezocht, doch in deze
mededeelingen zal ik daarvan geen gewag maken; immers, ik wil mij
thans bepalen tot hetgeen ik vertellen kan over de regeling van het
archiefwezende inrichting der archievenkortom over puntendie
wellicht in 't bizonder den lezers van dit blad belang kunnen inboezemen;
aangaande het rijksarchief te Brussel nu zou ik te dien opzichte niets in
't midden kunnen brengen wat ik niet als bekend zou moeten veronder
stellen. En zoo gaan we dan via recta naar „das schone Spanien",
waarvan de dichters ons meer schoons voorzingen dan do prozaïsche
werkelijkheid biedt, althans aan den schrijver dezer opmerkingen in de
eerste maanden van 1904 geboden heeft. Bij de sombere luchten, het
bulderen van den storm en het kletteren van den regen in het Zuiden,
later te Madrid bij sneeuw en hageljacht en het snerpen van ijzigen
wind, heb ik herhaaldelijk met zekere verbittering gepreveld „Fern im
Süd das schone Spaniën" of huiverend gemompeld„Ein sanfter Wind
vom blauen Himmel weht". Doch waarschijnlijk heb ik het slecht getroffen.
Toch, wie vóór Mei Spanje bezoeken gaat, wapene zich met alle weer
middelen tegen koude, die hij gewoon is in ons klimaat aan te wenden.
Hij wapene zich bovendien en die raad zal vermoedelijk wel voor alle
jaargetijden mogen gelden met geduld „haast u langzaam" is blijk
baar de leuze der Spaansche spoorwegmaatschappijen, en ik kan niet
ontkennen, dat ik ook buiten het gebied der spoorwegen nog al eens
den indruk gekregen hebtrouwens een zeer oppervlakkigen indruk
alsof de uitspraak „time is money" den bewoner van h?t Pyreneesche
schiereiland eene bedenkeljjke ketterij toeschijnt.
Maar ik zou van het Spaansche archiefwezen spreken.
Het laatst verschenen reglement op de Spaansche staatsarchieven,
van November 1901 onderscheidt drie klassen van archieven: a. a r-
chivos generales; b. arcbivos regionales; c. archi-
vos especiales. Tot die der eerste klassetot de archivos gene
rales, worden gerekend de archieven, welke documenten bevatten die be
trekking hebben op de Spaansche natie in 't algemeen en wier aantal en
historisch belang van groote beteekenis zijnhet zijn er vierel A r-
chivo Ïïistorico-Nacional, te Madrid; el Archivo Cen
tral te Alcala de Henaresel Archivo de Simancas; el
Archivo de Indias te Sevilla. De tweede klasse, die der ar
chivos regionales, wordt gevormd door de archieven, wier documenten
betrekking hebben op eene enkele landstreek of op een der oude ko-
Reglamento para el Régimen y Gobierno de los Archivos del Estado, cuyo ser-
vicio esta encomendado al Cuerpo facultativo de archiveros, bibliotecarios y arque-
ólogos. Het is te vinden o.a. in de laatste supplementen op Alcubilla, D i c-
cionario de la administracion espanola.