16
Staten gehoord, dat tot nadere beschikking het
archief geheel of gedeeltelijk ter bewaring naar
een telkens 2) aan te w ij zen rijksarchiefdepót zal
worden overgebracht.
In art. 205 worde als ingevoegd Die van de zorg voor
het archief.
Het bestuur werd tevens gemachtigd het concept-schrijven aan den
minister in overeenstemming te brengen met de nieuwe redactie.
De Voorzitter deelde nog mede, dat door hem oorspronkelijk eene andere
redactie ontworpen was, nl. om het tweede gedeelte van art. 103 aldus
te doen luiden
Op voorstel van B. en W. benoemt de raad een
archivaris, belast met het beheer der naar het ar
chiefdepót overgebrachte bescheiden.
Het gevolg dezer redactie zou dus zijn, dat in elke gemeente een
archivaris werd aangesteld, waartoe echter in den regel de secretaris zou
worden benoemd. Hoewel dit voorstel door zijn eenvoudigen vorm uit
muntte, had de Voorzitter het om praktische redenen niet in de vergade
ring gebracht, en deelde hij het dus alleen ter kennisneming mede.
Nadat deze belangrijke zaak, zonder dat van eenig ingrijpend ver
schil in gevoelen gebleken waswas afgedaanwees bij de rondvraag de
heer Van Meurs in verband met den brand in de kerk van Middelharnis
op de wenschelijkheiddat de rijksarchivarissen gemachtigd worden
kerkelijke archievendie hun ter bewaring worden aangebodenin de
depóts op te nemen. Hij deed een voorstel het bestuur op te dragen
er bij den Minister op aan te dringendat eene diergelijke machtiging
werd verleenddaar sommige rijksarchivarissen zich niet gerechtigd
blijken te achten deze archieven aan te nemen, maar de opneming er
van meenen te moeten weigeren. Aan den wensch van den voorsteller
om over deze zaak dadelijk eene beslissing te nemen, werd niet gehoor
gegevenzij werd als te weinig voorbereid aangehouden tot de volgende
vergadering, waarin het bestuur hieromtrent praeadvies uitbrengen zal.
Nadat de heer Bondam hulde had gebracht aan de heeren Rutgers
en Hoefer voor het goede lokaal, dat zij voor deze vergadering hadden
gekozen, werd de officieële bijeenkomst geëindigd. Ken rijtoer naar
Windesheim, waar de heer Hoefer de overblijfselen dier vermaarde
stichting deed zieneen bezoek aan het graf van Thomas a Kempis en
een gezellig diner aan het Katerveer vereenigden het grootste deel der
De woorden „tot nadere beschikking" zijn, gelijk boven is opgemerkt, door de
vergadering in het oorspronkelijke voorstel ingevoegd.
2) In het oorspronkelijke voorstel stond in plaats van „telkens" nader.
17
aanwezigen nog geruimen tijd, totdat ten slotte de deelnemers der wel
geslaagde bijeenkomst zich naar alle kanten van het vaderland verspreidden.
Toespraak van den Voorzitter.
Nog nooit wellicht had ik zóóveel reden om te beweren, dat een
voor het Nederlandsch archiefwezen hoogst belangrijk jaar achter ons ligt,
als thansniet minder dan drie Koninklijke Besluiten, allen van buiten
gewoon belang, hebben achtereenvolgens het licht gezien.
Het gewichtigste is het Besluit van 30 October 1903, dat de
regeling van do openbaarheid der rijksarchieven van 1856 vervangt. Het
oude Besluit is wellicht de schoonste parel aan de eerekroon van Bak
huizen van den Brink, die het (naar bekend is) ontworpen heeft en die
de uitvaardiging van. zijn concept, in hoofdzaak onveranderd, heeft weten
door te zetten. In overeenstemming met de democratische richting van
onzen tijd is het nieuwe Koninklijk Besluit niet uitgegaan van den Al-
gemeenen Rijksarchivaris, maar van de vergadering van rijksarchivarissen,
die, door den Minister uitgenoodigd om een concept van eene nieuwe
regeling te leveren, een plan van herziening van het oude Besluit heeft
ontworpen, dat op voordracht van den Minister geheel onveranderd door
H. M. bekrachtigd is.
Een teeken des tijds is het ook (en een zéér gelukkig teeken!), dat
de nieuwe regeling tot stand is gekomen zonder de geringste inspanning
van de zijde der belanghebbenden. De praktijk, de uiterst liberale praktjjk
van het Koninklijk Besluit van 1856, had in de afgeloopen halve eeuw
het publiek reeds volkomen gewend aan feitelijke openbaarheid onzer
oude archieven. Maar ook de regeering zelve, die ten dezen de verant
woordelijkheid te dragen had, heeft blijkbaar niet geaarzeld om de onbe
perkte openbaarheid, door de vergadering van rijksarchivarissen voorgestaan,
thans ook wettelijk te sanctioneeren en zoodoende een voortreffelijk voor
beeld te geven aan alle andere beheerders van oude archieven in den lande.
Zoo is dus thans voor de Nederlandsche oude archieven eene regeling
vastgesteld, die in vrijgevigheid haar gelijke zoekt. In het orgaan onzer
Belgische ambtgenooten is dit dadelijk erkend. En ook onze Fransche
broeders hebben zich, naar ik verneem, gehaast, om, naar aanleiding van
eene nieuwe regeling van het archiefwezen, die daar door de regeering
aanhangig gemaakt schijnt te zijn, met aandrang te wijzen op het door
luchtig voorbeelddoor de Nederlandsche regeering in dit opzicht aan de
natiën gegeven.
Doch onze regeering heeft het daarbij niet gelaten: het Koninklijk
Besluit van 30 October is reeds 16 Januari gevolgd door een tweede