8 Zoo had hij dan nu het zelfstandig beheer over het archief gekregen de Commissie uit den Raad tot toezicht daarop heeft hem meestal de vrije hand gelaten en kon hij zijn eigen weg gaan bij den door hem te verrichten arbeid. Ongeveer een jaar na zijn benoeming trad hij in het huwelijk met Cornelia Gerarda Stapert, uit welk huwelijk twee kinderen zijn geborenhij heeft tot zijn dood zonder ernstige moeilijkheden of rampen de hem opgedragen functies kunnen vervullen, al liet nu en dan, vooral in den laatsten tijd, zijn gezondheidstoestand te wenschen over. Zien wij nu kortelijkwelk het resultaat is geweest van die achttien jarige werkzaamheid. En dan noemen wij in de eerste plaats het nieuwe gebouw, waarin het Rotterdamsche archief werd overgebracht in 1800, welk gebouw op 5 Juni van dat jaar voor den dienst werd geopend. Wij brengen dat feit onder het resultaat van Unöer's werkzaamheid omdat inderdaad het smaakvolle en het doeltreffende van dat gebouw voor een groot deel aan hem te danken is. Met de versiering en de meubileering der vertrekken toch heeft hij zich steeds bemoeid, en voor de practische inrichting, met name van het magazijn, de noodige gegevens aan de hand gedaan. Hij mocht dan ook met recht trotsch wezen op zijn depot, en de gemeente Rotterdam kan er zich zonder tegenspraak op beroemendat zij de mooiste en de beste bergplaats voor hare archieven hier te lande bezit, die zeker met succes de vergelijking met de meeste in het buitenland kan doorstaan. Yan deze meer uiterlijke werkzaamheid overgaande tot Unger's eigenlijk gezegden archivalischen arbeid, vermelden we slechts wat voor het archief zelf blijvend resultaat heeft opgeleverd, en wat voorts door hem is gepubliceerd. Bij het nagaan daarvan treft het ons, dat Unger de te zijner beschikking staande werkkrachtenin latere jaren veel talrijker dan vroeger het aan het archief verbonden personeel toch werd in den loop der jaren aanzienlijk uitgebreid heeft aange wend hoofdzakelijk voor beide doeleinden, en wat het eerstgenoemde betreft, meer in het bijzonder tot het maken van registers, lijsten en naam-fiches op verschillende protocollen, zoo bijv. van de gifteboeken, de doop- en trouwboeken en de doodsregisters. Zonder twijfel voor het geven van adviezen en inlichtingen een zeer nuttig en tevens een zeer omvangrijk werk. Geen wonder dan ook dat wij in de jaarverslagentot het laatste over 1903, over den voortgang hiervan voortdurend gesproken vinden. Een niet minder omvangrijk werk was het bijeenbrengen der regesten voor Rotterdam en Schieland, en het overschrijven van de daarvoor benoodigde stukken. Van af 1891 wordt hiervan dan ook voortdurend in de verslagen gewag gemaakt. En dit voornamelijk in verband met het 9 groote plan eener uitgave van Bronnen voor de Geschiedenis van Rotterdam, waarop wij straks uitvoerig terugkomen. Toch wil het mij toeschijnen, dat Unger bij dit werkplan eigenlijk van achteren af aanving, en dus begon, waar hij had moeten eindigen. Ordening en beschrijving, inventarisatie van een archief dienen voorop te gaan, nadere registreering en uitgave van bronnen te volgen. Ik zeg „een archief," om wel aan te duiden, dat de archivaris, die ver schillende archieven onder zich heeft, al wat in zijn depot is, niet behoeft te beschouwen als te zijn één verzameling. Ik beweer dan ook niet, dat, zoodra voldoende zekerheid verkregen is om aan te nemen, dat bijv. het archief van een klooster in de gemeente aanwezig geweest, niet meer zal worden aangevuld, ten behoeve van een dergelijk archief een regestenlijst niet zoude mogen gemaakt. Desniettemin moet een ordening van het geheel, zooals zij in de Handleiding is aangeduid, voorafgaan, al was het maar alleen om de evenbedoelde zekerheid te krijgen. En ook Unger was hiervan overtuigd. In het Verslag toch over het jaar 1893 verklaart hij zelf de bestaande inventarissen verouderd, en betoogt hij de noodzakelijkheid om het in het archief toegepaste dossier systeem te veranderen, over te gaan tot een andere ordening, gebaseerd op de bestuursinrichting, en een beschrijving te geven, steunende op wetenschappelijken grondslag. Zooals men ziet, liet de invloed van de op do Yereeniging van Archivarissen verkondigde stellingen zich al spoedig bij onzen vriend, die het bovenstaande waarschijnlijk in 1894 schreef, gevoelen. Maar tot de toepassing er van, nl. op het geheel van het onder zijn beheer staand archief, is hij niet gekomen Waarschijnlijk omdat hij er tegen opzag dezen langdurigen, moeilijken en weinig naar buiten merkbaren arbeid aan te vangen. Zeker omdat hij ander, en met zijn aard en neiging meer strookend werk onder handen had en nam. Wel heeft hij het nieuwe systeem gehuldigd en doen toepassen bij de regeling en beschrijving der archieven van de latere, (krachtens de wet van 6 December 1894) met Rotterdam vereenigde gemeenten Kralingen en Charlois, alsmede van die van de vroegere heerlijkheden van dien naam, evenals op het archief der vroegere gemeente en heerlijkheid Katendrecht, welke laatstbedoelde gemeente op 1 Januari 1874 met Charlois was vereenigd. Het werk, dat echter voornamelijk Unger's tijd in beslag nam, en waaraan hij zich persoonlijk zoo goed als geheel wijdde, voor zoover niet dringender arbeid hem dit onmogelijk maakte, was de bron nenuitgave, boven door mij bedoeld. Over het plan daartoe vinden wij voor het eerst gesproken in het verslag van 1890. En sinds dien tijd hebben drie gewichtige quartijnen van die uitgave het licht gezien. Het eerste deel, door Unger alleen bewerkt, is getiteldde Regee-

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1904 | | pagina 10