246 Coelestinus III en Innocentius III, alle behoorende tot de archieven van geestelijke instellingen in de Maasstreek. De overige pauselijke bullen, in deze archieven voorkomende, zijn reeds elders uitgegeven. Op blz. 577 en 578 maakt de heer M. Prou melding van zijn vondst in het Museum „Crozatier du Puy" betreffende twee frag menten van pauselijke bullen op papyrus, de een van Silvester II van 23 November 999 en de ander van Leo IX van 1052. De heer Delisle geeft blz. 314 vlg. een uitvoerige beschrijving van het getijdenboek van Jacoba van Beieren, dat fraaie miniaturen bevat en oorspronkelijk aangelegd was voor de gravin zelf, doch na haar dood door haar gemaal Frank van Borselen werd voltooid. Daarna kwam het in bezit van een zekeren Jakob, een bastaard van een der Borselens, en thans behoort het sinds lang aan de familie de Murard. In de „Chronique et Mélanges" maakt de bibliothecaris van de Trivulziana te Milaan melding van een tweede exemplaar van het woordenboek der Latijnsche afkortingen, dat in 1534 te Brescia werd uitgegeven (Zie Nedl. Archievenblad Jaargang XII blz. 56). Op blz. 217 worden de Statuten afgedrukt van het .Comité de défense scientifique", de vereeniging, die het vorig jaar te Parijs werd op gericht en zich ten doel stelt bij benoemingen van functionarissen en beambten van wetenschappelijke of technische staatsinstellingen, in het belang der wetenschap, te waken voor een goede vervulling der openstaande posten. Blz. 444 vlg. komt een aardig artikeltje voor van Elie Berger over de belangstelling, die Leo XIII aan den dag legde voor de historische studiën in de Vaticaansche archieven, hoe hij naar de bezoekers en hun arbeid informeerde, hoe hij, in' zijn draagstoel gezeten, hen persoonlijk aan het werk zag, en hun wanneer zij in hun vaderland waren teruggekeerd, somwijlen zijn' zegen zond, zonder er zich om te bekommeren of zij katholiek waren of niet. Ook vindt men hier blz 690 vlg. nog een en ander over den weinig beteekenenden brand in het Vatieaan, en op blz. 678 een arrest van den Raad van State over de rechten der archivarissen- paléografen, waarbij een rekweat van den heer Lot om vernietiging van de benoeming des heeren Dejean tot Directeur der archieven wegens diens gemis van een diploma van archivaris-paléograaf, werd verworpen. Le Bibliographe Moderne, Juillet 1903 Avril 1904. Paris Alph. Picard et fils. Rue Bonaparte 82. Hierin wordt de uitgave voortgezet van den inventaris der koninklijke akten, die berusten in de archieven van „La Haute 247 Marne" (zie Nedl. Archievenblad XI, blz. 133 en XII blz. 58). Dit gedeelte bevat de nummers 339416, die loopen over de jaren 1517—1574. De heer R. Villepelet geeft op blz. 377 vlg. uitvoerige aan- teekeningen over de bescheiden van het tijdperk der revolutie, die bewaard worden in de departementale archieven. Hij herinnert er aan, hoe het steeds toenemende aantal studiën over de gewestelijke geschiedenis van Frankrijk gedurende dit tijdvak duidelijk bewijst, dat de historici de uitstekende raadgevingen hieromtrent van Aulard, den bekenden revolutieprofessor, hebben opgevolgd. Yan de in deeling en inventariseering der dokumenten, die als bronnen voor deze studiën hebben gediend, deelt de heer Villepelet in dit artikel het een en ander mede. Volgens de bepaling van 24 April 1841 waren alle departementale archieven in twee hoofdaf- deelingen verdeeld, namelijk in stukken antérieur aan 1790 en in die postérieur aan dat jaar. Aan deze indeeling waren echter vele bezwaren verbonden. Daaraan is, wat betreft de stukken over het revolutietijdvak, te gemoet gekomen door de circulaire van 11 No vember 1874, die voor deze bescheiden een uniforme wijze van ordening voorschreef. Inventarissen van vele dezer archieven zijn reeds gepubliceerd, van andere zijn ze in bewerking. Verder komt in dit tijdschrift een artikel voor van den heer Alfred Leroux, archivaris van „la Haute-Vienne", over verbeteringen die aangebracht kunnen worden in de organisatie der provinciale archieven. Hij bespreekt achtereenvolgensle. de bewaring der archieven, 2e. de gebruikmaking, 3e. de aanwinsten, 4e. de lokalen en 5e. de delicate kwestie van de positie der provinciale archief beambten, die, evenals hier te lande, nog wel het een en ander te wenschen schijnt over te laten. In de „Chronique des Archives" wordt op blz. 338 ter sprake gebracht, hoe jammer het is, dat in België op last van hooger hand vele cartularia en andere registers uit het Algemeen Rijksarchief te Brussel naar de provinciale depóts zijn overgebracht, te meer omdat een onlangs gedrukte inventaris der Belgische cartularia door dezen maatregel onbruikbaar wordt. Op dezelfde bladzijde en vlg. wordt het rapport afgedrukt, dat de afgevaardigde Simyan over de Fransche begrooting van onderwijs van 1904 heeft uitgebracht, en waarin zich vele opmerkingen over het archiefwezen bevinden, terwijl op blz. 79 (1904), het verschijnen wordt vermeld van een repertorium van een der belangrijkste fondsen der „Archives natio- nales," namelijk het: „Répertoire numérique des archives de la maison du roi" door Henri de Cürzon.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1903 | | pagina 13