160 Doch de voorgestelde wetswijziging komt mij niet gelukkig voor. A. Volgens alinea 1 van dit ontwerp zou a de zorg voor h e t archief meer bijzonder opgedragen worden aan B. en W., die b voor het oud archief aan den Raad kunnen voorstellen een afzonderlijken ambtenaar te benoemen. 1°. Wat onder oud archief wordt verstaan, dient duidelijk gezegd te worden. 2°. De bevoegdheid sub b bedoeld hebben B. en W. reeds nu. Doordien deze volgens het ontwerp bepaald gegeven wordt ten aanzien van het oud archief, zou men er uit kunnen afleiden, dat de wet hun die voor het nieuw archief wil ontnemen. Dat kan toch niet in de bedoeling liggen. 3°. Vooral bedenkelijk is de wijziging bedoeld in a. Thans is de zorg opgedragen aan een bepaalden persoon, den Secretarisnu zou die worden overgedragen op een college, op een aantal personen. Dat ware in de praktijk de dood van alle verantwoordelijkheid. Zorg en verant woordelijkheid moeten, zullen zij iets beteekenenop een enkelen persoon op een ambtenaar berusten, en deze kan voor het archief geen andere zijn dan de Secretaris. Iets anders is de gelegenheid open te stellen om een specialen deskun digen ambtenaar naast den secretaris met het oud-archief te belasten dat is zeker gewenscht; maar men kan niet verder gaan dan de gelegen heid openenwij weten vooruit dat op 25 gemeenten nageen gemeente tot zulk een aanstelling zal overgaan. B. Alinea 2 van het ontwerp is te vaag en deels niet oirbaar 1°. Het gaat niet aan te bepalen dat een provinciaal college zooals dat van Gedeputeerde Staten toezicht zal oefenen in overleg met een Rijksambtenaar, den Rijksarchivaris. „In overleg" onderstelt gelijk waardigheid die is tusschen gemeld college en dien ambtenaar niet denkbaar. 2°. Het toezicht op de nakoming" van wat? Op de nakoming van de zorg? Men zegge dan ronduit „op een behoorlijke verzorging van het archief." 3°. Dat dit toezicht zal geschieden volgens regelen door de Koningin vast te stellen is zoo vaag, dat deze zinsnede groot bezwaar zal ontmoeten. 4n. En waar blijft de sanctie? Is bedoeld onder die regelen het toezicht reguleerend op te nemen bepalingen die veel verder gaan en neerkomen op dwingende maatregelen, ingeval het toezicht mocht aanwijzen dat ingegrepen dient te worden? Zeker, zulke maatregelen moeten mogelijk gemaakt worden; anders geeft het toezicht niets. Maar dan moeten zij niet verborgen worden onder toezichtsregelen. Het komt mij voor dat de volgende wetswijziging beter aan het doel beantwoordt. 161 A. Art. 103, al. 2 wordt gelezen als volgt: Hij wordt daarbij inzonderheid ook met de zorg voor het archief onder toezicht van B. en W. belast, »oor zoover niet onder gel ij k toezicht een door B. en W. aan te stellen ar chivaris door den Raad daarmede mocht worden belast. Toelichting. Het stelsel der wet blijft onaangetast. In het algemeen is het juist dat de Secretarischef der Griffie, belast zij met de zorg voor het geheele archief; en dat hij sta onder het toe zicht van het Dagelijksch bestuur. Maar hier wordt voor de gemeentendie er op willen ingaande mogelijkheid geopend om hem te ontheffen van een deel van die zorg en dit gedeelte op te dragen aan een afzonderlijken archivaris, die niet onder den Secretaris maar naast hem, evenals hij onder toezicht van B. en W. zal werken (zooals feitelijk reeds geschiedt in de groote gemeenten waar een archivaris aangesteld is). „Voor zooverre," dit laat toe de grens van het af te zonderen oud archief naar omstandigheden te bepalen en te verschuiven, B. Toegevoegd worde een nieuw artikel 1306is luidende: Gedeputeerde Staten doen in elke gemeente min stens eens in de vijf jaren een onderzoek naar den staat van de archieven anterieur aan het jaar 1851 door een deskundige instellen en schrijven de noo- dig gebleken maatregelen tot behoorlijke bewaring en inventarisatie voor. Bij gebleken voortdurende verwaarloozing kan door Ons bepaald worden, dat zulk een archief ge heel of gedeeltelijk tijdelijk ter bewaring worde overgebracht naar een Rijksarchief-depót. Toelichting. Dit artikel onderwerpt de archieven aan een geregeld en deskundig toezicht vanwege Gedeputeerde Staten, aan wie de bevoegd heid gegeven wordt casu quo maatregelen voor te schrijven. Voorts wordt, ingeval die maatregelen niet helpen, op afdoende wijze ingegrepen door tijdelijke overbrenging naar een Rijksdepót. Wie de deskundige door Gedeputeerde Staten te bezigen zal zijn, moet de wet vrijlaten; vermoedelijk zullen de Rijksarchivarissen allicht aange zocht worden als de meest voor de hand liggende deskundigen. Het jaar 1851 ware als dat van de invoering der Gemeentewet als grens aan te nemen. 30 Dec. 1903. VICTOR DE STUERS.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1903 | | pagina 9