156 ander, veel grooter nadeel met zich: de titel van adjunct-commies werd nu gemeen aan de wetenschappelijke ambtenaren aan de provinciale depots, waaruit de archivarissen worden gerecruteerd, en aan de niet-weten schappelijke beambten aan het Algemeen rijksarchief, die van klerk waren opgeklommen en nog altijd klerkenwerk verrichtten. Bovendien werden toen tevens twee nieuwe titels ingevoerd: die van commies bij het Koninklijk besluit zelf, die van amanuensis buiten de algemeene regeling om. Beide titels konden alleen strekken om de grens tusschen de weten schappelijke en niet-wetenschappelijke ambtenaren nog meer uit te wisschen. De rang van amanuensis werd een soort overgang van klerk tot adjunct-commies aan de provinciale archieven, en aan twee provinciale depots zijn thans dan ook adjunct-commiezen verbonden, die vroeger den rang van amanuensis hadden, zonder dat nieuwe ambtenaren zijn aangesteld, die de functies, door hen als amanuenses verricht, hebben overgenomen. En aan het Algemeen rijksarchief werden sedert meermalen adjunct-commiezen tot commies bevorderd, zonder dat hun eene wetenschappelijke werkzaamheid werd opgedragen. Die amb tenaren staan dus in rang boven de provinciale adjunct-commiezen, hoewel laatstgenoemden door hun werkkring hooger staan. Aan de nieuwe regeling was echter nog een ander bezwaar ver bonden. Vóór 1898 geschiedde, gelijk ik boven opmerkte, de opklim ming der commiezen-chartermeesters en der adjunct-commiezen geleidelijk de nieuwe regeling bracht ook hierin eene ongewenschte wijziging. De verhooging van adjunct-commies tot commies trad niet eerst in, wanneer de betrokken ambtenaar na een diensttijd van twaalf jaren gerechtigd werd tot bet traktement, aan den hoogeren rang verbonden, maar regel matig vroeger, als gunst of, wil men liever, als belooning voor buitenge wone verdiensten. Daarbij gaat nu evenwel elke maatstaf van billijkheid verloren de Minister zal bij zulke verhoogingen in den regel afgaan op het advies van den archivaris, chef van den adjunct-commies, en nu is niet aan te nemen, dat elke archivaris dezelfde opvatting heeft van de bijzondere verdiensten, die eene rangs- en traktementsverhooging wettigen. Aan het Algemeen rijksarchief b.v. werden sinds 1898 vier adjunct-com miezen tot commies bevorderd na in hun vorigen rang respectievelijk 2, 7, 5 en 5 jaren gediend te hebben, en drie klerken, die nog slechts twee jaren in funtie waren geweest, tot adjunct-commies. Aan de provinciale depóts is in dezelfde periode één adjunct-commies bevorderd tot commies na twee jaren dienst, terwijl, gelijk is opgemerkt, twee amanuenses tot adjunct-commies opklommen. De bevordering der lagere beambten is dus Een der nieuwbenoemde commiezen nam den wetenschappelijken werkkring van wijlen den commies-chartermeester Hihgman over. 157 op die wijze afhankelijk geworden van de meerdere of mindere bereid willigheid der archivarissen om voor de belangen hunner ambtenaren bij de Regeering op te komen. Deze twee euvelsongelijkmatigheid in de bevordering cn vereem- ging van wetenschappelijke en niet-wetenschappelijke ambtenaren onder denzelfden titel, had het thans genomen Koninklijk Besluit kunnen en moeten wegnemen. Dat is echter niet geschied. De titel commies-char termeester, die sinds 1898 toch reeds tot uitsterven gedoemd was, is thans dehnitief afgeschaft. Boven den rang van commies is een nieuwe rang, die van hoofdcommies ingevoerd, zoodat nu ook de mogelijkheid geboren is een commies, die minder dienstjaren heeft, voor te trekken boven een ander door hem tot hoofdcommies te bevorderen. Eveneens zal het nu mogelijk zijn een ambtenaar aan het Algemeen rijksarchief, die als klerk begonnen is en de rangen van adjunct-commies en commies heeft bereikt, tot hoofdcommies te bevorderen. Nu heb ik er mets tegen, dat verdienstelijke ambtenaren, al verrichten zij ook met-wetenschap pelijk werk, opklimmen in rang en bezoldiging, maar ik heb er wel be zwaar in, dat uit den titel het al of niet wetenschappelijk karakter van het ambt niet blijkt. Zoodra toch onder een gemeenschappelijkon titel wetenschappelijke en niet-wetenschappelijke ambtenaren begrepen worden, is de mogelijkheid gegeven, dat tot een wetenschappelijken werkkring een niet-wetensckappelijk ambtenaar wordt benoemd. Laat een verdien stelijk klerk gerust opklimmen tot adjunct-commies en tot commies, maar laat duidelijk uitkomen, dat die rangsverhooging geen invloed heeft op den werkkring, waartoe de voormalige klerk geroepen wordt. Ook is er hoegenaamd geen bezwaar tegen, dat een klerk tot wetenschappelijk werk geroepen wordt, mits inderdaad blijkt, dat hij de noodige ontwikkeling en de noodige bekwaamheid voor dien voor hem geheel nieuwen werk kring bezit. Noch de eene noch de andere waarborg wordt in het K. B. van 1904 gevonden. Wat nu de traktementen der hoofdcommiezen en lagere ambtenaren betreft, zij zijn aldus geregeld. Klerken, bedienden en amanuenses ver dienen van ƒ400 tot ƒ1000, adjunct-commiezen klimmen van ƒ1000 tot 1900 op, commiezen worden aangesteld op een traktement van ƒ2000 en stijgen tot ƒ2300, terwijl de hoofdcommiezen met ƒ2400 beginnen en kunnen opklimmen tot 2700. Ook deze regeling is m. i. niet geheel billijk. Een wetenschappelijk ambtenaar bij het archiefwezen verdient een hooger aanvangstraktement dan ƒ1000. Om benoembaar te zijn, moet hij eene kostbare wetenschappelijke opleiding achter den rug hebben en zich bovendien na zijne promotie of althans na zijn doctoraal examen hebben toegelegd op die speciale studiën, die hem geschikt moeten maken voor eene betrekking bij het archiefwezenzoo iemand aan to

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1903 | | pagina 7