'210
Niet gemakkelijk te doorgronden is het waarom de bewerker onder
de nrs. 3384 tot 3396 in de afdeeling Fabricage opneemt allerlei bestekken
op met name genoemde grachten en op bl. 106 en volgg. in de afdeeling
Topographie: Bruggen, havens, straten, pleinen, eveneens tal van dergelijke
bestekken beschrijft.
In het algemeen heeft de heer Overyoorde de onderafdeelingen
chronologisch gerangschikt; het komt mij voor dat dit niet de meest
wenschelijke methode is. Op bl. 210 bijv. staat van allerlei door elkaar,
terwijl een meer systematische volgorde het overzicht zou vergemakkelijken.
In de onderafdeelingStadsbelastingen en heffingen (bl. 247 en vlgg.)
evenals bij de Gilden (bl. 452 en vlgg.) zou een duidelijker afscheiding
in rubriekjes aan het gebruik ten goede gekomen zijn.
Onder nrs. 2645 en 2646 zijn beschreven een paar keuren op het
snoeien en beschadigen van boomen op den openbaren weg, van 1630 en
1636 in de onderafd. Straatpolitie, terwijl onder nrs. 3416 en 3417 twee
keuren van 1661 zijn opgenomen op het schenden van boomen en het
zoeken van wormen in de onderafd. Bouwpolitie. Het verschil is hier
niet duidelijk.
Dat men bij het bewerken van een dergelijken catalogus dikwijls voor
lastig op te lossen moeilijkheden komt te staan, wie, die een dusdanig
werk wel eens bij de hand heeft gehad, zal het ontkennen. Toch schijnt
het mij toe, dat de onderafdeeling; Verschaffing van kleeding en voedsel
(bl. 307) aan de controle van Mr. Overvoorde is ontsnapt, want het valt
moeilijk eenig verband te vinden tusschen no. 3912 „Beschrijving der
inrigting tot het bereiden van soep voor minvermogenden" (1841) en
al de andere nummers (39133942), die betrekking hebben op de
Coöperatieve winkelvereeniging Eigen Hulp, Coöperatieve Broodbakkerij,
Leidsche Vleeschmaatschappij, Volkskeuken en Arbeiderswoningen, alle te
zamen vormende een onderafdeeling van de hoofdafdeelingArmwezen.
Bovendien vindt men bijv. de Leidsche Broodfabriek terug onder nrs.
57185725 en de Leidsche Vleeschmaatschappij onder nrs. 5726 en 5727
in de afdeeling Handel en Nijverheid, waar zij thuis behooren.
In de onderafdeeling Gilden worden verschillende nummers beschreven,
die betrekking hebben op bidders (nrs. 57995812), terwijl een soort
gelijk stuk voorkomt bij de onderafdeeling Begraven onder no. 4060.
De overgang van bidders op schilderijverkoopers (nrs. 5812 en 5813)
schijnt niet goed te verdedigen.
Gevraagd zou mogen worden of de R. K. Volksbond en de St.
Josephsgezellen, geplaatst bij de onderafd. Kerkelijke vereenigingen, eigenlijk
strikt genomen wel in de eerste plaats kerkelijke vereenigingen zijn.
Verschil van opvatting is hier evenwel denkbaar.
Bij de afdeeling Kunst en letteren heeft de bewerker in de onder-
211
afdeeling Schilderkunst zoo volledig mogelijk beschreven biografiën en
artikelen over Leidsche schilders. Waarom deze niet geplaatst in afd. III.
Biografiën van inwoners van Leiden of althans een verwijzing daar ge
plaatst? Het artikel van den heer Haverkorn van Rysewijk over
Bernard Zwaerdecroon, rector èn schilder, vond daar wel een plaats
(n°. 2282).
Onder deze zelfde onderafdeeling Schilderkunst zijn ook zonder nadere
afscheiding gebracht eenige toonkunstenaars (nrs. 74507455).
In de hoofdafdeeling XVIII Vereenigingen zijn bijeengebracht als
6e onderafd. Kiesvereenigingen en broederschappen. Mij dunkt de heer
Overvoorde had beter gedaan ook deze rubriek nog te splitsen. Kies
vereenigingen en loges in één onderafdeeling bij elkaar maken wel een
wat zonderling figuur.
Eindelijk wil ik er nog op wijzen, dat de afdeeling Feesten (bl. 654
en vlgg.) mij niet heel logisch behandeld lijkt. Vele nummers daaruit zouden
m. i. een plaats behooren te krijgen in de afd. Gebeurtenissen in chronologische
volgorde of omgekeerd zouden nummers van daar verplaatst moeten worden
naar de afd. Feesten. Ik wijs bijv. slechts op de nrs. 650, 668—673 enz.
Al schrijvende heb ik voor deze kantteekeningen heel wat meer
plaats noodig gehad, dan zij misschien verdienen. De verschillende leemten
in de samenstelling, die ik aantoonde, worden bij het raadplegen van den
catalogus meerendeels alle vergoed door de uitvoerige registers op de
namen van schrijvers, persoonsnamen, onderwerpen, plaatsnamen en
plaatsen in Leiden, die het boek besluiten.
De eindindruk van het doorlezen van dezen Catalogus is niet ongunstig.
De heer Overvoorde heeft er allen, die belang stellen in Leiden, zeer mede
verplicht en door het publiceeren van dit lijvig boekdeel zoo korten tijd na
zijn benoeming tot archivaris van Leiden een bewijs gegeven van groote
werkkracht. In tegenstelling met zijn voorganger heeft hij den raad van
onzen voorzitter in toepassing gebracht, door dezen in zijn toespraken van
1894 en 1895 gegeven. Hij geeft blijken van zijn werkzaamheid. Of met
het oog op de eischen, aan dit soort van werk te stellen, een beetje minder
voortvarendheid (o, die drukfoutenduivel hier en daar!) en wat scherper
controle niet gewenscht zouden geweest zijn, wil ik hier niet beslissen.
Rotterdam, Jan. 1904. J. H. W. UNGER.
O. J. Gonnet. Archief van de Heeren en de Heerlijkheid van
Schagen. 1902.
Met onvermoeiden ijver gaat de Rijksarchivaris in Noord-Holland
voort met het inventariseeren van de onder hem berustende archieven.
In de laatste jaren kan geen deel van de Verslagen omtrent 's Rijks oude