208 en het is bijna ondoenlijk het te vervangen door een ander, dat logisch in elkaar zit en op alles toepasselijk is. Ik ondervond dit zelf, toen ik onze zeer uitgebreide verzameling wilde verdoelen in hoofdafdeelingenTopo- graphie, Geschiedenis, Regeering, Maatschappij en Kerk. Meerendeels zijn in deze hoofdgroepen weer onder te brengen dezelfde onderafdelingen als in het ütrechtsch- Dordtsch- Leidsche systeem, maar op verschillende plaatsen zou een ongewenschte scheiding gemaakt moeten worden tusschen nummers, die eigenlijk bij elkaar behoorden. Zoo bijv. zou bij logische toepassing van dit systeem alles wat er over gasfabricage door particulieren aanwezig is, gebracht moeten worden bij Maatschappij, terwijl de gemeentelijke gasfabriek bij Regeering een plaats zou moeten vinden. Evenzoo zou bijv. het Burgerlijk armbestuur bij Regeering, de particuliere weldadigheid bij Maatschappij en de diaconie bij Kerk geplaatst moeten worden. Ik releveer dit, omdat, zooals ik reeds schreef, deze Catalogus mij aanleiding heeft gegeven om de door mij ontworpen indeeling te toetsen aan het hier gevolgd systeem, en ik bekeerd ben tot het Utrechtsche plan van indeeling, dat, hier en daar een weinig gewijzigd naar plaatselijke behoefte, mij toeschijnt het eenige goede te zijn. Evenals op zoo velerlei gebied mogen wij den heer Muller ook hier weer eeren als baanbreker. De heer Overvoorde heeft, zooals ik reeds mededeelde, zich dit systeem als model gekozen en hij heeft het over het algemeen uitstekend toegepast, al blijven er hier en daar ook eenige vraagteekens te plaatsen of opmerkingen te maken over de juiste rangschikking van sommige nummers. Ik wil hieronder eenige van de kantteekeningen, die ik bij het doorlezen maakte, laten volgen, doch stel daarbij voorop, dat ik overtuigd ben, dat het gemakkelijker is deze neer te schrijven dan zonder de boeken zelf in handen te hebben, ze een betere plaats te geven. De samensteller heeft bij de beschrijving der titels meestentijds, niet altijd consequent (vergelijk bijv. no. 1212 en 1214 met no. 1220 en andere), hoofdletters behouden waar zij in de origineelen voorkomen. Wan neer er, zooals bijna altijd hier, geen sprake is van bibliografische onder scheidingen, komt mij een dergelijke veelvuldige toepassing van kapitalen wat erg onrustig voor. Het uiterlijk van menige bladzijde van dezen Catalogus, die typografisch overigens een goed figuur maakt, zou er zeker door gewonnen hebben. Bij de nrs. 662 en 663 (afd. Gebeurtenissen in chronologische volgorde), nummers, die op de onthulling van het gedenkteeken van Leidens ontzet (1884) betrekking hebben, zou gevraagd kunnen worden of zij met of zonder verwijzing niet beter op hun plaats waren bij de volgende groote afdeeling over het beleg en ontzet. 209 Dat de bewerker gelijk had, toen hij over onvolledigheid schreef, blijkt bijv. uit de nrs. 13681371, waarbij Dozy's beschrijving van het Leidsch Archiefgebouw in het Archievenblad gemist wordt. Is no. 1619 Jelgersma, Het symbolisch karakter onzer kennis, ge schreven naar aanleiding van een boek van Prof. Bolland, wel op zijn plaats onder personalia op Bolland Als no. 1622 is beschreven een MS. gedichtje op de begrafenis van den hond van Schout Bont met dateering: 16e eeuw. Waarschijnlijk is dit een drukfout voor 17e eeuw, want die gebeurtenis viel in 1634 voor. De onvolledigheid, waarvan ik reeds sprak, blijkt o. a. ook uit de num mers, die op prof. R. Fruin betrekking hebben. Zoowel het opstel van Mr. S. Muller Fz. als de artikelen van Dr. Byvanck en het protest daartegen van Dr. Kernkamp ontbreken. Den leerbrief van Allard de la Court als lakenbereider (n° 1910) te plaatsen bij de lakennijverheid zou misschien eer de voorkeur verdienen dan hem hier bij personalia te beschrijven. No. 1968 Dicht-Harpoen Voor de Berucht VerktuigkonstenaerGENETÉE en sijne befaamt Pesthuys Pomp. Aan den Hooggeleerden Heer Johan Lulofs, Hoog-Leraar in de Wis- Natuur- en Star-kunde in 's Lands Hooge Schoole te Leyden", zou ik eerder een plaatsje op Genetée dan op Lulofs gegeven hebben. Yolgens het hier afgedrukt opschrift lijkt het mij dat eerstgenoemde de hoofdpersoon is. Onder no. 2355 heeft de bewerker hetzelfde gedicht opgenomen, dat hij onder no. 2488 nog eens beschrijft: Traudenius, Op't keurboeck der stadt Leyden. Tegenover de uiting van Mr. Overvoorde over onvolledigheid is het eigenaardig op te merken, dat juist in vele rubrieken, naar het mij voorkomt, die gewenschte volledigheid gemakkelijk ware te bereiken geweest ik bedoel drukwerken die van de gemeente zelve uitgaan, als verslagen, verordeningen, reglementen, instructies enz. Terwjjl de jaarverlagen der gemeente, de begrootingen en de rekeningen tot het loopende jaar aanwezig zijn, ontbreken de verordeningen sedert 1856 (zie no. 2358); het laatste reglement van orde voor den raad is van 1851 (no. 2322), dat voor de vergaderingen van Buig. en Weth. van 1852 (no. 2328), de laatste instructie voor den gemeentesecretaris van 1851 (no. 2419). Dat hier niet gedacht moet worden aan een principe, blijkt bijv. uit de politie-verordening op het wielrijden (no 2667) van 1897, de instructie voor de brugwachters (no. 2693) van 1895, die van den inspecteur van de vleesch- en veekeuring (no. 2796) van 1893, de verordening op den invoer, het vervoer en de keuring van vleesch en vee (no. 2800) van na 1893, instructies voor den hoofdopzichter en de opzichters der gemeentewerken (nrs. 3324 en 3325) van 1893 enz.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1903 | | pagina 33